Kies uw kerk

Preek van de week

2018-09-16. Solidariteit.

Preek 24ste zondag van het jaar, B

Eerste lezing: Jesaja 50, 5-9a

Evangelie: Marcus 8, 27-35

"Er was eens" zo beginnen sprookjes. Die gaan over het verleden, want je moet weten, dat het goed afloopt. "Als we dit doen, dan zal de toekomst goed zijn", zo spreken de profeten en ze hopen, dat mensen naar hen luisteren en dat daarom die toekomst goed zal zijn. In sprookjes komt vrede. In profetieën zal vrede komen, maar niet zonder slag of stoot, zullen we leren!

De profeet Jesaja zegt vandaag tegen ons: "God, de Heer, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden, ik ben niet teruggedeinsd." Hoe kwam deze profeet tot zijn stevige geloof? Hij kon het woord van God horen. Gods Woord horen is de bron van kracht en voortdurend geloof. Geloven; dat heeft wel gevolgen voor ons.

Geloven zorgt er niet voor, dat er geen lijden is. Hier nu gaat Petrus vandaag de mist in. In het Evangelie volgens Markus is Jezus de trouwe dienaar en noemt Petrus hem de gezalfde van God, de Messias. Maar even later vertelt Jezus aan de leerlingen en dus ook aan Petrus, dat lijden en sterven Hem wachten. Stel je voor hoe verbouwereerd Petrus is. Hoe kon iemand zo gezegend zijn door God, ja de Messias zelf zijn en toch lijden en sterven?

Liefhebben en goed zijn, is één. Lijden en sterven is de andere kant van dezelfde menselijke medaille. Wie kan het Petrus kwalijk nemen dat hij verbaasd is en wil verhinderen dat Jezus die weg neemt? Wij willen dat toch ook voor onze kinderen, kleinkinderen, onze geliefden? Alle pijn en kwaad wegnemen! Maar helaas, wat we ook doen, dat gaat niet.

Het is duidelijk dat we op een belangrijk punt in het evangelie volgens Markus zijn gekomen. Jezus richt zijn aandacht op een duidelijke vorming van zijn leerlingen. Van nu af aan zullen ze beter begrijpen wat het betekent om leerling te zijn; Jezus geeft hun inzicht. Eerder had hij de blinde man in Bethsaida genezen. Nu zorgt Jezus voor een andere blinde man: Petrus.

Marcus 8, 27-35

Marcus 8, 27-35

Het is bemoedigend te weten dat hoewel Petrus helemaal niet begreep wie Jezus was en wat Hij kwam doen in de wereld, dat Jezus hem niet liet vallen. Met Petrus mogen wij leren, wat de profeet Jesaja en Jezus al geleerd hadden. Hier willen zij onze oren voor openen, namelijk: wat mij ook overkomt, waar ik ook naar toegebracht wordt, ik ben niet alleen!

Wij mogen tot inzicht komen dat solidariteit een van de grondpijlers is van ons geloof. God spreekt zijn solidariteit uit en Jesaja en Jezus hebben dat gehoord en leefden er van. Nu wij nog…

 

Amen

Jesaja 50, 5-9a

        Verdrukking van de rechtvaardige
De Heer God heeft mijn oor geopend, en ik heb mij niet verweerd, ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing. De Heer God staat mij bij, daarom kom ik niet bedrogen uit; daarom maak ik mijn gezicht hard als een steen, omdat ik weet dat ik niet beschaamd zal worden. Hij die mij vrijspreekt is dichtbij; wie spant een rechtszaak tegen mij aan? Laat ons een proces beginnen! Wie is mijn tegenpartij? Laat hij naar voren treden! Zie, de Heer God staat mij bij;  wie veroordeelt mij dan nog?

Marcus 8, 27-35

        De weg van de Mensenzoon en zijn volgelingen
Jezus en zijn leerlingen trokken naar de dorpen bij Caesarea van Filippus. En onderweg vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ Ze zeiden Hem: ‘Johannes de Doper, volgens anderen Elia, en weer anderen zeggen: “Een van de profeten.”? ’ Hij vroeg hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Petrus antwoordde Hem: ‘U bent de Messias.’ Hij verbood hun met iemand over Hem te spreken. Hij begon hun uit te leggen: de Mensenzoon moet veel lijden, Hij moet verworpen worden door de oudsten, hogepriesters en Schriftgeleerden, ter dood gebracht worden, en na drie dagen opstaan. Hij sprak hierover ronduit. Petrus nam Hem apart en begon Hem de les te lezen. Maar Hij keerde zich naar zijn leerlingen, keek hen aan en berispte Petrus: ‘Weg daar, achter Mij, satan, want jouw gedachten zijn niet Gods gedachten, maar die van mensen.’ Hij riep de menigte met de leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Als iemand achter Mij aan wil komen, laat hij dan met zichzelf breken, zijn kruis opnemen en Mij volgen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Wie zijn leven verliest vanwege Mij en de goede boodschap, zal het redden.

Archief preken