Kies uw kerk
banner

Kerstverhaal: Teken aan de hemel

Een jaar geleden stond ik hier voor het laatst, in mijn studeerkamer boven in de toren. Onder mij ligt mijn geliefde stad Babylon, waar ik elke straat van ken, elk plein, elk deel van het paleis. Ik zie de Ishtartoren, de stadsmuren, het zilveren lint van de rivier de Eufraat. Boven mij de sterrenhemel: een kleine maansikkel, wassende maan en duizenden sterren. Hoeveel ken ik er niet bij naam? De hemel was me soms nog vertrouwder dan mijn stad. Maar nu? Na dit afgelopen jaar? Alles ziet er hetzelfde uit, de sterren hebben hun plaatsen en bewegen in het oude ritme maar toch is het mij nu allemaal vreemd. En dat in één jaar.

Babylon 1932

Babylon 1932

Wat is een jaar op een mensenleven? Vluchtig als een windvlaag in de woestijn.

Een jaar geleden stond ik hier ook. Het was toen net zo’n heldere nacht. Ik bestudeerde de sterren en keek op mijn kaarten en daarna weer omhoog. Toen zag ik het duidelijk: er was een verschil, heel subtiel, een verandering, een verschuiving. Ik was meteen klaarwakker. Wat was er gebeurd? Gisteren was alles nog zoals het altijd was, vanavond was er iets veranderd. Waardoor? Het duurde maar even of ik zag het: er was een nieuwe ster aan de hemel verschenen. Ik pakte een vel papyrus en begon de nieuwe hemel te tekenen met de nieuwe ster. De hele nacht bleef ik bezig met tekenen en studeren tot in de vroege morgen de sterren verbleekten

Proloog

Elke nacht stond ik te kijken; en na een aantal dagen zag ik dat de ster bewoog, van plaats veranderde. En de sterren eromheen bewogen mee. Elke nacht werkte ik, overdag las ik in de bibliotheek van het paleis oude geschriften van sterrenkundigen. Moe was ik door te weinig slaap en ik at niet genoeg. Wat ik vermoedde werd steeds zekerder. Een maan na die nacht liet de koning mij bij zich roepen. Een bediende liet me binnen in de troonzaal. Ik liep langs de bewakers en knielde met gebogen hoofd voor de koning.
“Sta op”, zei hij. “Vertel me, waarom is mijn trouwe geleerde zo moe? Waarom ziet hij er zo slecht uit? Is het eten van mijn eigen tafel niet meer goed genoeg dat hij zo zelden aanwezig is?”
Ik keek omhoog en zag dat de koning werkelijk bezorgd was.
“Uwe majesteit is te goed”, zei ik eerbiedig.
“Vertel me dan wat er is” zei hij en stuurde de bediende weg.

De Verklaring aan de koning van Babylon

Ik zei dat ik een nieuwe ster had ontdekt aan de hemel, een ster die naar het westen bewoog en andere sterren ook deed bewegen.
De koning luisterde.
“En wat kun je me verder zeggen? Wat betekent dit?”
Ik voelde dat ik begon te transpireren van de angst.
“Ik heb in de tempel offers gebracht aan Mardoek en Ishtar”. Ik boog mijn hoofd. “Verder heb ik een maan lang naar de hemel gekeken en in de bibliotheek de geschriften bestudeerd. “
“En? Is dat alles wat mijn beste geleerde mij kan vertellen?”

De ster

De ster

Ik boog dieper. “Uwe majesteit is groot.”, begon ik. Ik wist dat één handbeweging van hem mij het leven kon kosten.
“De waarheid”.
“Majesteit, de ster beweegt aan de hemel van oost naar west. Dit betekent dat ergens in het westen een koning geboren gaat worden. Andere sterren in de omgeving bewegen mee. De koning zal de levens van vele mensen en volkeren veranderen. Hij zal een rijk stichten niet door geweld maar door rechtvaardigheid. Hij zal wijs zijn en zijn oordeel zal eerlijk zijn.”
“Dat zie je in de sterren?”
“Gedeeltelijk majesteit. Er is iets vreemds gebeurd.” Ik dacht even na, dit was het moeilijkste deel. “De ster heeft ook invloed op mij. Ik zie scherper, de bewegingen van de sterren hebben meer betekenis, ik kan er meer uit lezen.”
De koning dacht lang na. Toen sloeg hij met zijn staf op de grond. De bediende kwam binnen.
“Ik stuur je op reis, mijn trouwe geleerde”, zei hij. Hij wees naar de bediende.
“Over twee dagen staat er een karavaan klaar. Voldoende kamelen, dragers, drijvers met eten en drinken. En wachters”. De bediende boog en vertrok.
“Ik wil dat je de nieuwe koning zoekt. Bied hem een bondgenootschap aan met Babylon. Ook ik geloof in een koninkrijk van gerechtigheid. Neem een geschenk mee dat hem waardig is.”
De koning wenkte dat ik kon gaan.
De volgende dagen waren druk. De karavaan werd voorbereid, daar had ik geen werk mee. Ik pakte al mijn sterrenkaarten in en dacht na over een passend geschenk. De avond voor het vertrek had ik nog niets gevonden. Ik kon niet slapen en klom de trap op naar mijn toren, keek naar de hemel en bad tot Ishtar. “Welk geschenk geef ik de nieuwe koning?” vroeg ik de godin. Maar het bleef stil.
Ik keek naar buiten en zag de ster. Ze bewoog weer wat verder weg naar het westen. Ze werd groter en helderder, het licht verblindde me en ik viel op de grond. Voor mijn ogen zag ik lichtflitsen en beelden, beelden die ik niet begreep. Hoe lang het duurde? Ik weet het niet, maar ik stond op met zware hoofdpijn en ging slapen.
De volgende morgen stond de karavaan klaar. Alles was ingepakt, dragers, drijvers en wachters stonden op mij te wachten. Ik stond in mijn reiskleding en dacht weer aan het visioen van de vorige nacht. Op dat moment wist ik welk geschenk ik voor de koning moest meenemen.

Geschenk met mirre

Geschenk met mirre

Het geschenk

“Ga de handelaar halen die bij de Ishtarpoort woont”, beval ik mijn eigen dienaar.
Hij kwam later terug met de man die diep voor mij boog. “Edele heer, ik sta tot uw beschikking, waarmee kan deze nederige persoon u van dienst zijn”, zei hij vleiend. Ik zag hoe hij sluw naar me keek.
“Ik heb een doosje mirre nodig”, zei ik, “nu meteen. Denk eraan, de beste kwaliteit!”
Hij liep achterwaarts weg en rende naar zijn winkel.
“Wanneer wilt u dat we vertrekken, heer?” vroeg mijn dienaar.
“Zo gauw die oplichter terug is. Dan gaan we.”
Eindelijk kwam hij terug. Hij gaf me een prachtig bewerkt doosje en boog. Ik opende het, wreef een paar harskorrels tussen mijn vingers en rook. Ik draaide me om en liep naar mijn kameel. “Betaal hem”, commandeerde ik mijn dienaar. Die gooide een paar geldstukken voor de voeten van de man en liep naar zijn kameel. De koopman grabbelde naar de munten.

Ik stopte het doosje diep weg in een van de zadeltassen en klom in het zadel.

Op reis

De karavaan zette zich in beweging. Toen we de stadspoort uit waren, keek ik nog één keer om naar mijn geliefde stad.
We reisden de hele dag door. Toen de schemering inviel zagen we weer de ster die de weg aangaf. Naar het westen.
We reisden enkele manen lang en de ster ging ons voor. Maar in de woestijn, boven een oase bleef ze stilstaan. We stopten. Ik bleef een uur kijken maar ze bewoog niet meer.
“We blijven voorlopig hier”, zei ik tegen mijn bediende. Laat de dragers het kamp opslaan, de drijvers zorgen voor de dieren. Jij zet eerst mijn tent op.”
Ik liep voorbij de drukte en keek naar de hemel. Weer leek de ster groter te worden en feller te schijnen. De hemel werd één verblindend licht en weer kwamen de flitsen en de beelden. Nu zag ik scherper en begreep ik er iets meer van. Ik zag een beeld van drie kamelen bij een grot.
Drie dacht ik door alle hoofdpijn heen, onthoud drie.
Ik werd wakker en lag op de grond. Mijn bediende zat naast me op de grond met een beker. Ik wilde opspringen en hem wegsturen, hoe dúrfde hij zomaar naar me toe te komen! Maar ik bleef liggen en keek; het was of ik hem voor het eerst zag: bruine haren, zwarte ogen, een groot litteken dwars over zijn gezicht, overgehouden van een gevecht. Hij keek bezorgd.
“Ik heb u op de grond gevonden heer”, zei hij. Ik bleef kijken. Hoe was het mogelijk dat ik deze man, die al jaren in mijn dienst was, nu pas echt zag?
Hij stond op en liep achteruit weg. “Het was niet mijn bedoeling u te beledigen”, zei hij, “ik dacht dat u wel wat water zou willen drinken.”
Ik ging zitten. “Nee, het is niets, ik wil graag wat water”, zei ik meteen.
Hij kwam terug en gaf mij een beker water. Ik dronk. De hoofdpijn begon weg te trekken.
“Als u mij toestaat”, zei hij, “u werkt nachtenlang door, u krijgt niet voldoende slaap.”
Ik stond op en gaf de beker terug.

“Voorlopig blijven we hier”, zei ik, “zeg dat tegen de anderen. We moeten wachten.”
Hij keek me even aan.
“We wachten op twee andere karavanen”, zei ik. Opeens wilde ik hem alles vertellen. En ik deed het: over de ster, over de nieuwe koning die geboren ging worden. Dat de ster nu stilstond boven de oase en dat ik weer een visioen had gehad. Ik zou niet alleen bij de koning komen maar met twee anderen.
Ik wees naar de hemel en naar de ster. Naar de andere sterren. Ik vertelde over de regelmatige banen van de sterren, over de veranderingen van de maan. Over terugkerende patronen. Over voorspellingen in oude geschriften. Samen keken we. En toen ik eindelijk zweeg bleef hij met open mond staan kijken.
Later die avond zat ik voor mijn tent en rustte wat uit. Mijn sterrenkaarten lagen voor me. In de verte stond een figuur naar de hemel te kijken. Mijn dienaar.
Enkele weken bleef de ster boven de oase staan. Het leven was goed: de kamelen graasden, mijn dienaren werkten en ik liep door het kleine woestijnstadje. En wachtte.

Oase

Oase

Samenkomst

Op een ochtend werd ik wakker van stemmen. Mijn dienaar kwam binnen.
“Heer, verontschuldig mij dat ik u in uw slaap stoor, maar er komen twee karavanen aan, een uit het zuiden en een uit het noorden. De mensen zien er rijk uit. Zijn zij misschien?...”
Ik stond meteen op. “Mijn mooiste kaftan en tulband, nu meteen!”
Even later kwam ik in mijn beste kleding naar buiten. Al mijn mensen stonden in een rij en bogen voor mij. Twee kamelen knielden op de grond. Twee mannen stegen af en kwamen naar mij toe.

Balthasar, Melchior en Caspar

Balthasar, Melchior en Caspar

De oudste, een man met een witte baard, strekte zijn armen naar ons uit.
“Broeders”, zei hij, “wat is het goed dat we elkaar eindelijk ontmoeten. Ik heb zo uitgezien naar dit moment.”
De andere man, heel jong, zijn handen en gezicht waren diepzwart, lachte. “Ja, broeders, zo wil ik u ook noemen.”

“De sterren hebben gelijk gehad”, zei ik. “Hier ontmoeten we elkaar en van hieruit zullen we verder reizen.” Toen bedacht ik dat ik geen goede gastheer was. “U zult vermoeid zijn. Het is mij een eer om vandaag u te mogen ontvangen in mijn tent. Mijn dienaar wijst uw mensen de weg waar ze de dieren kunnen verzorgen en waar uw tenten kunnen staan. U nodig ik uit om met mij te eten en te drinken.”

Tot in de nacht zaten we te praten: de oude Melchior en de jonge Caspar. Alle drie hadden we de ster gezien en alle drie waren we door onze koning op reis gestuurd. En op het laatst vertelde ik hen over de visioenen. Dat ik veranderd was en scherper zag. Melchior keek er niet van op. “Ik heb hetzelfde”, zei hij, “ik kan meer kennis halen uit de sterren dan vroeger. Ze leren mij meer.”
“Ik heb dat ook”, zei Caspar, “mijn dromen zijn duidelijker en ik ben erdoor veranderd. Deze koning die wij zoeken zal anders zijn. Hij regeert door rechtvaardigheid, niet door macht. Hij zal zijn als..”  en Melchior vulde aan “als een herder voor zijn schapen.”
Buiten keken we omhoog en we zagen het alle drie: de ster was weer verplaatst naar het westen.
“Morgen reizen we verder”, stelde ik voor. “Het is goed dat u op ons hebt gewacht Balthasar”, zei Melchior. Morgen reizen we samen verder.”

Samen op reis

Mijn dienaar stond op me te wachten. Ik wees omhoog. “De ster gaat verder”, zei ik, “morgen vertrekken we.” De volgde dag werd alles ingepakt en tegen de avond gingen we.
Lang trokken we door woestijnen, door rivierland. Eindelijk zagen we op een dag in de verte op een heuvel een stad liggen. Ik liet mijn dienaar komen. “Ga in de omgeving vragen welke stad daar ligt. Misschien weten ze iets over een nieuwe koning.”
Na een paar uur kwam hij terug. Ik zat met Melchior en Caspar in mijn tent.
“Ik heb verschillende berichten gehoord”, zei mijn dienaar, “de stad heet Jerusalem, het is een mooie stad met een grote tempel. De mensen noemen die de tempel van Salomo.”
 “Die naam ken ik”, zei Caspar. “In mijn land worden verhalen verteld over een koning Salomo die oneindig wijs en rechtvaardig was. Een koningin uit het zuiden heeft hem ontmoet.”

Ster van Bethlehem

Ster van Bethlehem

“Maar niemand heeft gehoord van een pasgeboren koning”, zei mijn dienaar. “In het paleis woont een koning Herodes.”
Op dat moment kwam de dienaar van Caspar binnen. “Er is een heraut aangekomen van koning Herodes.”
Ik wenkte dat hij binnen kon komen. De man boog diep. “Mijn heer koning Herodes heeft van uw komst gehoord en wil u uitnodigen in zijn paleis. Het is hem een eer zulke belangrijke gasten te ontvangen.”
Wij keken elkaar aan. “Ik denk dat we moeten gaan”, zei Caspar. “Wij zijn de vreemdelingen en een bevel van de koning kunnen we niet weigeren. Want klinkt wel vriendelijk en het is niet de bedoeling dat we weigeren.”

“Wij nemen de uitnodiging van de koning in dankbaarheid aan”, zei ik tegen de heraut.

Herodes en zijn bezoekers

Herodes en zijn bezoekers

Op audiëntie bij Herodes

We werden begeleid naar het paleis en naar een prachtige eetzaal gebracht. De koning ontving ons en nodigde ons uit met hem te eten. “Ik heb gehoord dat u van ver bent gekomen naar mijn stad Jerusalem. Ik wil graag over uw ervaringen horen.”
We kregen eten en drinken in overvloed en Herodes liet ons vertellen. Hij was in alles geïnteresseerd. Waar kwamen we vandaan, waarom waren we naar zijn land gekomen, hoe hadden we elkaar ontmoet? Hadden we een ster aan de hemel gezien? Wilden we hem vertellen wat dat betekende? We zwegen.

“Zo’n verre reis”, zei Herodes vriendelijk, “als drie wijze mannen die maken vanwege een ster, dan moet er iets bijzonders zijn. En dan komt u hier in mijn land. U begrijpt dat de koning graag wil weten waarom.”

“Wij hebben begrepen dat deze ster aankondigt dat er een koning is geboren”, zei Melchior, “een koning die eeuwen geleden is voorspeld. Hij zal een koninkrijk vestigen van rechtvaardigheid en vrede.”
“Een koning van rechtvaardigheid en vrede? Onze profeten voorspellen dat ook”, zei Herodes. “Als dat toch eens zou gebeuren, wat zou dat een vreugde zijn voor mijn volk. Mij is daarvan niets bekend. Als u de koning hebt gevonden moet u het mij laten weten. Natuurlijk wil ik hem ook alle eerbewijzen. Wilt u dat doen? Mijn volk wacht al zo lang…”
“Als wij de koning hebben gevonden komen wij terug”, beloofde Caspar..
“Dan zal ik u onze beroemde tempel van Salomo laten zien”, beloofde Herodes.
Wij werden teruggebracht naar onze tenten.

“Vertrouw je Herodes?” vroeg ik Caspar.
“Jazeker; je hoorde het toch: ook hun profeten voorspellen een koning van vrede.”
Melchior en ik keken elkaar aan. We hoopten dat Caspar gelijk had.

De reis vervolgt

De volgende dag trokken we weer verder. Een dag later in de schemering zagen we dat de ster bleef stilstaan boven een grot. Was het hier? Een pasgeboren koning in een grot? Onmogelijk. Maar de ster bleef stilstaan. En ik dacht aan een visioen; ik had een grot gezien.
Ik riep mijn dienaar. “Ga kijken of er iets in die grot te zien is.”
Hij liep erheen en verdween in de grot. Even later kwam hij terug. “Er zijn daar herders”, vertelde hij, “hun schapen slapen ’s nachts in die grotten en zij wonen er. Maar ze zeiden dat enkele dagen geleden een man en een vrouw zijn gekomen omdat ze geen onderdak hadden en ’s nachts is daar hun kind geboren. De herders spreken over een wonder, over de ster, over een belofte van de profeten, over vreemde wezens die hebben verteld van een koning.”
“Dan gaan wij daarheen”, besliste Melchior. “De ster heeft de weg gewezen.”

De bestemming bereikt

Wij stapten af, namen onze geschenken uit de zadeltassen en liepen naar de ingang van de grot. De dienaren kwamen achter ons aan. Het was er donker, het rook er bedompt, er brandden een paar olielampjes maar die gaven weinig licht. Er kwamen herders op ons af die ons de weg wezen, dieper de grot in. En aan het einde zagen we in het licht van een olielamp een man en een vrouw zitten. Naast hen in een voederbak lag een pasgeboren kind. Wij keken elkaar aan. Was dit de nieuwe koning? In een dierenverblijf tussen schapen en herders? Op dat moment zag ik een van de beelden uit mijn eerste visioen voor me: een kind in het stro. Het was dit kind geweest dat ik toen zag, op deze plaats.

het Kind in stro

het Kind in stro

“Melchior”, zei ik, “weet je nog: hij zal zijn als een herder voor zijn schapen.”
We gaven onze geschenken aan de ouders van het kind: Caspar gaf goud, Melchior wierook en ik mijn doosje mirre. Achter ons klonk geluid, we zagen dat onze dienaren ook kwamen kijken. De vader wenkte hen.
“Ja, “ zeiden we, “kom ook de nieuwe koning begroeten.”
En wij allemaal, wijzen, dienaars, drijvers, wachters en herders, knielden samen neer op de harde grond voor de voederbak met het kind.
Toen we weer vertrokken kwam de vader naar ons toe om te bedanken. Hij vroeg mij: “waarom hebt u mijn zoon mirre als geschenk gegeven? Goud en wierook begrijp ik, maar mirre? Dat is een reukwerk dat gebruikt wordt wanneer iemand is overleden.”
“In een visioen heb ik gezien dat uw zoon een groot koning zal zijn”, zei ik, “maar ik heb ook gezien dat hij veel zal lijden. Ik wilde dat daarnet niet zeggen omdat zijn moeder erbij zat.”

De vader keek bezorgd. “Maria is een bijzondere vrouw”, zei hij, “ook zij weet van de voorspellingen over onze zoon.”

Veel later kwamen we terug bij onze tenten. We waren stil door wat we hadden meegemaakt.

De vlucht naar Egypte

De vlucht naar Egypte

De vlucht

De volgende morgen heel vroeg werd ik wakker gemaakt door mijn dienaar die binnenkwam met Caspar. Ik stond op. “Balthasar, ik moet je spreken”, zei hij, “ik heb vannacht een droom gehad.”
Melchior kwam ook binnen.
“Broeders, ik heb vannacht iets in de sterren gezien”, riep hij, “slecht nieuws! Koning Herodes wil helemaal niet de jonge koning eer bewijzen, hij wil hem doden. Wij kunnen niet via Jerusalem terug, we moeten vandaag meteen vertrekken via een andere weg. Het is gevaarlijk, maar we moeten door de woestijn reizen.”

De terugreis

“Ik heb het in een droom gezien”, zei Caspar, “Herodes is een verrader, hij wil het kind doden. Wij moeten vandaag nog weg!”
“Ik heb hetzelfde gezien, eerder in een visioen”, zei ik, “maar ik begreep het niet. Nu is het duidelijk. We moeten vandaag weg. Maar iemand moet de ouders van de koning waarschuwen. Ze zijn in groot gevaar.”
“Heer, laat mij nu meteen gaan.” zei mijn dienaar.

Toen gebeurde alles heel snel. We pakten met z’n allen de spullen in, wij samen met dienaren, dragers en drijvers. We vertrokken meteen, de zon was nog niet op.
Ik vroeg mijn dienaar of hij nog op tijd was geweest.
“Heer, weer zo’n vreemd verhaal”, zei hij, “de herders vertelden dat de man en de vrouw met de jongen vannacht zijn gevlucht. Zij zouden een engel hebben gezien die zei dat Herodes het kind wil doden.”
Melchior legde een hand op mijn arm. “Het schijnt dat je een vooruitziende blik had met je geschenk, nu al wordt de jonge koning achtervolgd. Wat moet dat later worden?”

De terugreis duurde enkele manen. Melchior, Caspar en ik hebben eindeloos veel gepraat, wij zijn werkelijk broeders van elkaar geworden. Wij hebben sterrenkaarten bestudeerd, gesproken over oude geschriften, over onze landen. Toen we weer bij de oase kwamen moesten we afscheid nemen. Het was heel moeilijk omdat we wisten dat we elkaar nooit meer zouden zien. Maar de herinnering aan de ontmoeting met de koning van de vrede zal ons bijblijven en verbinden.

De terugreis verliep goed. Mijn dienaar werd mij in die tijd onmisbaar. Hij regelde alles, ik kon met hem praten en ik begon ongemerkt hem meer als een leerling te zien en niet meer als een bediende. Hij was slim, bleef me vragen stellen en ik merkte dat ik ervan genoot hem alles te leren over de sterren.
Eindelijk zagen we aan de horizon Babylon liggen. De schildwachten hadden ons ook al gezien en we werden opgewacht door een escorte van de koning. Onmiddellijk moest ik me bij hem melden.
Ik stond in mijn versleten reiskleding in de troonzaal en vertelde wat we hadden meegemaakt. Hij vond het heel interessant dat we bij koning Herodes waren geweest. Een schrijver moest komen en alles opschrijven. “Dat kan heel voordelig zijn, Balthasar, als ik ooit een bondgenootschap met hem wil sluiten. Goed dat je hem hebt opgezocht.”
Ik had mijn koning altijd beschouwd als een machtig en goed heerser, maar nu zag ik iets sluws, berekends in zijn ogen. Ik vertelde verder over de reis.
“Mooi, je hebt de nieuwe koning dus gevonden”, zei hij. “Heb je hem ook een bondgenootschap aangeboden? Want een eventuele andere heerser wil ik ook te vriend houden.”
Wat moest ik zeggen? Dat ik een kindje had gevonden dat in een grot in een voederbak lag? Dat herders waren gekomen om hem te bezoeken? Dat zijn ouders met hem in de nacht waren gevlucht omdat Herodes hem wilde doden?
“Heer, ik heb de ouders van de pasgeboren koning gezegd dat ik uit het grote rijk Babylon kom. Dat onze koning eerlijk en rechtvaardig is, evenals hij.”
De koning was heel blij. “De reis was dus de moeite waard. Je kunt gaan Balthasar, je bent een trouwe dienaar en je zult rijk worden beloond.

Het oude leven oppakken

En nu sta ik hier dus weer, een jaar later. Ik kijk naar mijn geliefde Babylon onder me en naar de hemel boven me. Alles lijkt hetzelfde en toch anders. Zijn de hemel en de aarde veranderd of ik? Waar is de jonge koning? Mijn inzicht zegt dat hij niet dood is, maar dat zijn leven zeker niet gelukkig zal zijn. Ik denk aan de moeder, die al voor de geboorte van het kind wist dat hem veel leed te wachten staat. Maar ik weet dat hij nu al invloed heeft op mijn leven en dat van mijn broeders Melchior en Caspar.

Mijn dienaar komt naast mij staan.
“Heer, wat ziet u nu in de sterren?” vraagt hij. Ik pak mijn sterrenkaarten.

Susanne Gondrie

Sterrenkaart Noordelijk halfrond

Sterrenkaart Noordelijk halfrond

Publicatiedatum: 30 december 2022