OVERWEGING
Er gebeurt van alles in de evangelielezing van vandaag. Ik noem eerst wat het meest in het oog springt: de ontmoeting tussen zeven leerlingen van Jezus met hun verrezen Meester aan het meer van Galilea. Daarop moeten we straks terugkomen, want het is een ontmoeting die van grote betekenis is in deze tijd van Pasen.
Maar eerst wil ik de aandacht vestigen op iets in deze lezing dat zich onder het oppervlak bevindt, wat niet hardop genoemd wordt, maar nogal bepalend is. Het gaat om een spanning die er bestaat tussen Petrus en de leerling van wie gezegd wordt dat Jezus van hem hield. In het evangelie van Johannes, waaruit we vandaag lezen, treedt die leerling herhaaldelijk op, en altijd in een zekere competitie met Petrus. Het meest duidelijk is dat in het paasevangelie. Als Maria Magdalena aan de leerlingen komt vertellen dat het graf leeg is, rennen Petrus en de leerling van wie Jezus hield naar het graf en, staat er dan, die andere leerling liep harder dan Petrus en kwam als eerste aan. Als ze zien dat het graf leeg is, weet Petrus eigenlijk niet wat hij ervan moet denken, maar, zegt het evangelie: ‘de ander ging ook het graf in en kwam tot geloof.’
De leerling van wie Jezus hield, is dus net iets slimmer, net iets geloviger dan Petrus. In het verhaal van vandaag is hij ook degene die Jezus het eerst herkent. Als de leerlingen het volle net ophalen en zich afvragen hoe dat nu toch kan, na een nacht van vruchteloos vissen, dan beseft die ene leerling: ‘Die man aan de oever die ons aanwijzingen gaf is de Heer.’ Vervolgens stort Petrus zich in het water om de Heer te ontmoeten. Nu wil hij wel als eerste aankomen!
Waarom vertelt de evangelist Johannes in bedekte termen over de spanning tussen deze twee leerlingen? Het antwoord daarop moeten we zoeken in de omstandigheden waarin de vroege Kerk zich bevond in de tijd dat het evangelie van Johannes geschreven werd. Het is interessant en ook belangrijk om daar af en toe naar te kijken, want je gaat er het evangelie een stuk beter van begrijpen. We moeten ons voorstellen dat Johannes niet in de eerste plaats voor ons in de 21ste eeuw schreef, maar voor zijn eigen gemeenschap en ook wel voor de andere christelijke gemeenschappen die op dat moment bestonden, ongeveer zestig, zeventig jaar na de dood en de verrijzenis van Jezus.
In die eerste tientallen jaren van de christelijke beweging was er heel wat gebeurd. Onder andere waren er heel verschillende gemeenschappen ontstaan, die allemaal hun eigen accenten legden. Een van de grootste buitenbeentjes was de gemeenschap van Johannes. Die verschillen tussen de eerste christenen gaven de nodige spanningen. Op een gegeven moment had Petrus een belangrijke leidende rol op zich genomen, en de meeste gemeenschappen hadden zich achter hem geschaard. Toen Petrus gestorven was, waren anderen in diezelfde lijn verdergegaan. De gemeenschap van Johannes moet die geheimzinnige leerling zonder naam, maar van wie gezegd wordt dat Jezus van hem hield, als stichter gehad hebben. Ze heeft met hem als leider een eigenzinnige koers gevaren en er lang over gedaan om zich te schikken naar de leiding van ‘de apostelen’, zoals dat genoemd werd.
Uiteindelijk heeft de gemeenschap de stap wel gezet, en het evangelieverhaal van vandaag getuigt daarvan. Er wordt immers verteld dat de Heer zelf Petrus de opdracht geeft: ‘Zorg voor mijn schapen.’ Het gaat niet vanzelf, want Petrus moet ervan doordrongen worden dat hem bescheidenheid past, want hij heeft Jezus op een zeer belangrijk moment verloochend. De gemeenschap van Johannes wil de opvolgers van Petrus, de leiders van de toenmalige Kerk, zeggen: ‘We erkennen jullie als herders van de Kerk, ook van ons, maar heb oog voor je eigen zwaktes en weet dat het de Heer zelf is die je te kort doet als je je te zelfverzekerd en zelfgenoegzaam opstelt.’
We hebben nu al lang stilgestaan bij een conflict, bij een relatie van spanning die bijna tweeduizend jaar geleden bestond. Maar we kunnen altijd leren van gebeurtenissen uit het verleden, en zeker als die vrijwel direct rondom Jezus gespeeld hebben. ‘Jezus, de Heer zelf wijst ons een manier om met onze spanningen en conflicten om te gaan’, zegt Johannes aan ons, nu wij dit evangelie lezen.
‘We schrijven elkaar niet af, we houden elkaar vast’, bevestigt de gemeenschap van Johannes met het evangelieverhaal van vandaag, ‘maar we zijn wel kritisch. Onze leiders moeten bescheiden blijven en op hun beurt zich ook laten leiden.’ De leerlingen over wie we hoorden in de eerste lezing uit Handelingen, die in conflict waren met de autoriteiten van Jeruzalem – zij waren ook niet uit op een breuk, maar zij hielden vast aan wat de stem van hun geweten hun ingaf. ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen’, zeiden ze.
Zoals de leerlingen toen, zo moeten wij onze weg zien te vinden te midden van onze spanningen en conflicten. Dat die hoog kunnen oplopen, weten we uit het boek Openbaringen. In de lezing van vandaag verzamelen tienduizenden zich rond de troon van het Lam. Ze zijn allemaal slachtoffers van geweld en vervolgingen. Maar ze voelen zich niet verloren, ze zijn verenigd met het Lam, met Jezus de Heer. Dat is het geloof van Pasen: de verrezen Heer is onder ons, zoekt de ontmoeting met ons zoals toen bij het Meer van Galilea. Daar heeft hij zijn leerlingen weer verenigd. Met zijn blijvende aanwezigheid heeft Hij de eerste christelijke gemeenschappen, die van elkaar vervreemd dreigden te raken, ertoe gestimuleerd om elkaar niet los te laten. Zo is Hij nu onder ons aanwezig om met ons een weg te zoeken te midden van alles wat ons uit elkaar drijft, ons beklemt en ons zorgen baart. Een nacht vruchteloos vissen kan zomaar omslaan in een overvloedige vangst. Laten we moed houden en samen de netten blijven uitwerpen.
https://www.tijdschriftvoorver... bewerkt TS
DERDE ZONDAG VAN PASEN
EERSTE LEZING Hand., 5, 27b-32. 40b-41
Uit de Handelingen der Apostelen
In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen: “Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden in de naam van Jezus onderricht te geven ? Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer. Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen." Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt, aan wie gij u vergrepen hebt door Hem aan het kruis te slaan. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de heilige Geest die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen." Maar men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelde hen in vrijheid. Zij verlieten de Hoge Raad, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van Jezus' naam.
TUSSENZANG Ps. 30 (29) 2 en 4, 5 en 6, 11 en 12a en 13b
Refr: U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd. Of: Alleluia.
U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd, Gij hebt mijn vijanden niet laten zegevieren. Heer, uit het dodenrijk hebt Gij mijn ziel verlost, Gij hebt mij losgemaakt van die ten grave dalen.
Bezingt de Heer dan met mij, al zijn vromen, en dankt zijn Naam die hoogverheven is. Zijn toorn duurt kort, maar zijn genade levenslang, de avond brengt geween, de ochtend blijdschap.
Heer, luister en ontferm u over mij, mijn God, sta mij terzijde met uw hulp. Gij hebt mijn rouwklacht in een vreugdedans veranderd, U zal ik loven, Heer mijn God, in eeuwigheid.
TWEEDE LEZING Apok., 5, 11 - 14
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes
Ik, Johannes zag toe en hoorde de stem van talloze engelen rondom de troon en de stem van levende wezens en van de oudsten; en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen; en zij riepen luid: “Waardig is het Lam dat geslacht werd te ontvangen de macht en de rijkdom, de wijsheid en de kracht, en eer en heerlijkheid en lof." En elk schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en in de zee, het ganse heelal hoorde ik roepen: “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer en de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen!" En de vier levende wezens zeiden: “Amen." En de oudsten vielen in aanbidding neer.
ALLELUIA Lc., 24, 26
Alleluia. Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan? Alleluia.
EVANGELIE Joh., 21, 1-19 of 21, 1-14
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
In die tijd verscheen Jezus andermaal aan de leerlingen bij het meer van Tiberias. De verschijning verliep als volgt: Er waren bijeen Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeus en nog twee van zijn leerlingen. Simon Petrus zei tot hen: “Ik ga vissen." Zij antwoordden: “Dan gaan wij mee." Zij gingen dus op weg en klommen in de boot maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen begon te worden stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Jezus sprak hen aan: “Vrienden, hebben jullie soms wat vis?" “Neen," zeiden ze. Toen beval Hij hun: “Werpt het net uit, rechts van de boot, daar zult ge iets vangen." Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen. Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: “Het is de Heer!" Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was trok hij zijn bovenkleed aan - want hij droeg slechts een onderkleed - en sprong in het meer. De andere leerlingen kwamen met de boot, want zij waren niet ver van de kust, slechts ongeveer tweehonderd el, en sleepten het net met de vissen achter zich aan. Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd met vis erop en brood. Jezus sprak tot hen: “Haalt wat van de vis die gij juist ontvangen hebt." Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet. Jezus zei hun: “Komt ontbijten." Wetend dat het de Heer was durfde geen van de leerlingen Hem vragen: “Wie zijt Gij ?" Jezus trad dichterbij, nam het brood en gaf het hun en zo ook de vis. Dit was nu de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan. Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: “Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?" Hij antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin." Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren." Nog een tweede maal zei Hij tot hem: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?" En deze antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin. Jezus hernam: “Hoed mijn schapen." Voor de derde maal vroeg Hij: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?" Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: Hebt ge Mij lief? en hij zeide Hem: “Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin. Daarop zei Jezus hem: “Weid mijn schapen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Toen ge jong waart deedt ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt." Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor Hij God zou verheerlijken. En na deze woorden zei Hij hem: “Volg Mij."
De Digidulfke uitgave mei 2025 is uit
PROCESSIE NAAR DE HEILIGE EIK OP TWEEDE PINKSTERDAG:
Bruidjes gezocht voor de Odulphusprocessie 2025
H. Mis op woensdagavond bij Sint-Annakapel Aarle en Mariakapel De Vleut van mei tot en met augustus
PRIESTERWIJDING DIAKEN BEREND VAN DE BERG op 14 juni