OVERWEGING ZEVENTIENDE ZONDAG DOOR HET JAAR
Onbescheiden aandringen. Dat is volgens Jezus de manier waarop wij moeten bidden. Wat zegt dat van God? Als iemand bij mij onbescheiden aandringt dan vind ik dat irritant en heb de neiging om geen gehoor te geven. Jezus maakt ons vandaag duidelijk dat onze hemelse Vader niets liever wil dan dat wij juist onbescheiden zijn. Letterlijk staat er in het Grieks: schaamteloos. We moeten onbeschaamd vragen, kloppen, zoeken, te pas en te onpas; zonder op te geven, op het brutale af.
Jezus was ergens aan het bidden en zijn leerlingen waren er duidelijk van onder de indruk. Zijn voorbeeld deed hen verlangen om ook zo te kunnen bidden. In die dagen was het vrij uitzonderlijk onder de Joden om op deze wijze te bidden. Onderricht daarin ontbrak zelfs. Johannes de Doper was ermee begonnen om zijn leerlingen te leren bidden. Nu vragen ook Jezus’ volgelingen om in het gebed te worden ingewijd.
En we kennen het onderricht van Jezus. Het is het gebed dat de meesten van ons als kind al leerden ofwel als eerste van buiten leerden toen we tot geloof kwamen. Het is het Onze Vader. Het bijzondere ervan is dat Jezus zijn leerlingen in zijn eigen gebed inwijdt. Hij maakt hen deelgenoot van zijn eigen intimiteit met God. De God die Hij Vader noemt. Wie God Vader noemt is op hetzelfde ogenblik ook zoon of dochter. Jezus is dé Zoon van God ómdat Hij God Vader noemt en dóordat Hij God Vader noemt. En ieder die in navolging van Hem “Vader” zegt wordt in die relatie opgenomen en tot kind van God aangenomen.
Die directe aanspreektitel ‘Vader’ kan ons verwarren. Want welk beeld hebben we dan van God? Jezus suggereert dat vaders altijd voor hun kinderen zorgen: “Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal geven als deze hem om brood vraagt?” Het is een retorische vraag waarop je het antwoord ‘nee’ mag verwachten. Toch zijn er helaas ook vaders die niet thuis geven voor hun kinderen, ja figuurlijk stenen voor brood. En – laten we eerlijk zijn – volmaakte vaders bestaan er nu eenmaal niet. Daarom heeft iedereen op een of andere wijze ook geleden onder zijn vader, een vader gemist.
Als we God Vader noemen kan oud zeer, kunnen slechte ervaringen uit onze kindertijd, onwillekeurig en ongewild meespelen. In het gebed kan daarom ons godsbeeld ons dwars zitten en ons van God verwijderd houden. De Vader van Jezus is echter niet de projectie van onze biologische vader. De God, die Jezus Vader noemt, overstijgt iedere aardse voorstelling. “Als gij dus – ofschoon ge slecht zijt – goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.”
Niemand is Vader zoals God Vader is. Hij geeft ons alles wat wij vragen. En de hoogste gave is de heilige Geest. Zij is de liefde die Vader en Zoon samenhoudt. De Geest ís de liefdesband van Jezus en zijn Vader. Die Geest wil Hij ook ons schenken. Maar we moeten er wel om vragen: onbescheiden, onbeschaamd. Zonder schaamte vragen dus. We mogen een vertrouwvol beroep doen op onze hemelse Vader. Hij zal ons vertrouwen niet beschamen.
Wat zegt dit van God? Onze hemelse Vader laat zich verbidden. Hij is betrouwbaar. Hij is barmhartig. Hij geeft wat wij vragen. Zelfs meer dan wij vragen. Maar alleen als wij volhardend vragen, met aandrang, schaamteloos.
Een schitterend voorbeeld hiervan uit het Oude Testament hoorden wij in de eerste lezing. Abraham onderhandelt met God, op het irritante af. Het pleit van Abraham voor de inwoners van Sodom en Gomorra is een ontroerend getuigenis van het oeroude geloof dat onze God een rechtvaardige en een barmhartige God is die zich verbidden laat. Omwille van tien rechtvaardigen zal de Heer die steden niet verwoesten. Een kleine minderheid kan dus het lot van velen ten goede doen keren!
En in de tweede lezing hoorden we het getuigenis van de apostel Paulus over Gods barmhartigheid: “Ook u die dood waart ten gevolge van uw overtredingen en door uw zondig bestaan heeft God weer levend gemaakt met Christus. Hij heeft ons al onze zonden vergeven.” In Christus’ dood en opstanding heeft de Vader ons de ultieme openbaring van zijn barmhartigheid geschonken. En niet alleen de openbaring, maar ook de mogelijkheid van onze persoonlijke ervaring van die barmhartigheid. Al ónze zonden zijn vergeven. Niet langer omwille van tien rechtvaardigen, maar omwille van die Éne: Jezus Christus!
“Heer, leer ons bidden” vroegen de leerlingen aan Jezus. Ook wij blijven leerlingen als het gaat om het gebed. Wij weten niet hoe we behoren te bidden, schrijft de apostel Paulus “maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Rom. 8, 26). De woorden die Jezus ons gegeven heeft helpen ons richting te geven aan ons verlangen. Meestal bidden wij voor ons eigen hachje. En dat is niet verkeerd. Maar in het gebed van Jezus zien we een bepaalde volgorde: eerst vragen om de belangen van God: “Vader, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome” staat voorop. Daarna pas volgt onze eigen primaire behoefte: “Geef ons iedere dag ons dagelijks brood.” En dan ons geestelijke heil: “vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan ieder die ons iets schuldig is.” En tot slot vragen we om leiding en bescherming: “En leid ons niet in bekoring.”
“Al wie vraagt verkrijgt”, belooft Jezus. Wanneer? Dát zegt Hij niet! Van belang is dat wij vragen, want vragen betekent dat je open staat voor iets dat van buiten naar je toekomt. Hulp vragen kost menigeen veel tijd en nederigheid. Want vragen is ook een uiting van eigen onvermogen. Van jongsaf wil een mens alles ‘zelf doen’. Afhankelijk wil niemand zijn. De erkenning van je eigen hulpbehoevendheid kan een pijnlijk proces zijn. Maar juist daardoor ontstaat die ruimte in ons zodat God ons kan geven wat wij werkelijk nodig hebben.
God geeft niets tegen onze wil in. Niets is zo in strijd met de liefde als dwang. In zijn grote barmhartigheid laat God ons vragen. Met onbescheiden aandrang. Want zo wordt de Naam van de Vader geheiligd en kan zijn Rijk komen. En bovenal kan Hij zo de heilige Geest geven van zijn liefde. Het is die Geest die voor ons pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen. Amen.
https://willibrordsabdij.nl/wp-content/uploads/2016/07/20160724-HV-Preek-17e-Zondag-door-het-jaar-C.pdf
ZEVENTIENDE ZONDAG DOOR HET JAAR
EERSTE LEZING Gen., 18, 20-32
Uit het boek Genesis
In die dagen zei de Heer: “Luid stijgt de roep om wraak uit Sodom en Gomorra op! “Uitermate zwaar is hun zonde! “Ik ga naar beneden om te zien of hun daden werkelijk overeenstemmen met de roep die tot Mij is doorgedrongen; Ik wil het weten." Toen gingen de mannen op weg in de richting van Sodom. De Heer bleef echter nog bij Abraham staan. Abraham trad op Hem toe en zei: “Wilt Ge werkelijk met de boosdoeners ook de rechtvaardigen verdelgen ? Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult Gij die dan verdelgen? Zult Gij de stad geen vergiffenis schenken omwille van de vijftig rechtvaardigen die er wonen? Zoiets kunt Ge toch niet doen: de rechtvaardigen samen met de boosdoeners laten sterven! “Dan zou het de rechtvaardigen vergaan als de boosdoeners; dat kunt Ge toch niet doen! “Zal Hij die de hele aarde oordeelt, geen recht laten geschieden?" En de Heer zei: “Als Ik in de stad Sodom vijftig rechtvaardigen vind, zal Ik omwille van hen de hele stad vergiffenis schenken." Abraham begon weer en zei: “Mag ik zo vrij zijn tot mijn Heer te spreken, ofschoon ik maar stof en as ben? Misschien ontbreken er aan de vijftig rechtvaardigen vijf; zult Gij dan toch om die vijf de hele stad verwoesten?" En Hij zei: “Ik zal haar niet verwoesten, als Ik er vijfenveertig vind." Opnieuw sprak Abraham tot Hem: “Misschien zijn er maar veertig te vinden.? En de Heer zei: “Dan zal Ik het omwille van die veertig niet doen. Nu zei Abraham: “Laat mijn Heer niet kwaad worden als ik nog eens aandring: misschien zijn er maar dertig te vinden.' En de Heer zei: “Ik zal het niet doen, als Ik er dertig vind." Abraham zei opnieuw: “Ik ben wel vrijpostig als ik bij mijn Heer blijf aandringen; maar misschien worden er maar twintig gevonden." En de Heer zei: “Ook omwille van die twintig zal Ik de stad niet verwoesten. Abraham zei nogmaals: “Laat mijn Heer niet kwaad worden, als ik nog één keer spreek, misschien zijn er maar tien te vinden En de Heer zei: “Ik zal de stad niet verwoesten, zelfs al zijn er maar tien."
TUSSENZANG Ps. 138 (137) 1-2a, 2bc-3, 6-7ab, 7c-8
Refr: Wanneer ik tot U riep hebt gij mij steeds verhoord.
U wil ik prijzen, Heer, uit heel mijn hart, omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd. Ik zing voor U en alle hemelmachten en werp mij neer, gebogen naar uw heiligdom.
U prijs ik om uw goedheid en uw trouw, want uw belofte hebt Gij mateloos vervuld. Wanneer ik tot U riep hebt Gij mij steeds verhoord, Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.
Waarlijk verheven is de Heer, die let op de geringe, maar op de trotsen neerziet van omhoog. Te midden van gevaren houdt Gij mij in leven, Gij weert de woede van mijn vijand af.
Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding: de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem. Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde; vergeet het maaksel van uw handen niet!
TWEEDE LEZING Kol., 2, 12-14
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Kolosse
Broeders en zusters, In de doop zijt gij met Christus begraven, maar ook met Hem verrezen door uw geloof in de kracht van God die Hem uit de dood deed opstaan. Ook u die dood waart ten gevolge van uw zonden en door uw morele onbehouwenheid heeft God weer levend gemaakt met Hem. Hij heeft ons al onze zonden vergeven. Hij heeft de oorkonde verscheurd die met haar bezwarende bepalingen tegen ons getuigde. Hij heeft haar vernietigd en aan het kruis genageld.
ALLELUIA Mt., 11.25
Alleluia. Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat gij de geheimen van het koninkrijk aan de kinderen geopenbaard hebt. Alleluia.
EVANGELIE Lc., 11, 1-13
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij ophield zei een van zijn leerlingen tot Hem: “Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft. Hij sprak tot hen: “Wanneer ge bidt, zegt dan: Vader, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome. Geef ons iedere dag ons dagelijks brood, en vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan ieder die ons iets schuldig is. En leid ons niet in bekoring." Hij vervolgde: “Stel, iemand van u heeft een vriend. Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten. Zou die ander van binnen uit dan antwoorden: Val me niet lastig; de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed; ik kan niet opstaan om het u te geven? Ik zeg u, als hij niet opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is, zal hij toch opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden aandringen. Tot u zeg Ik hetzelfde: Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt verkrijgt; wie zoekt vindt; en voor wie klopt doet men open. Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal geven als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt zal hij hem toch in plaats van vis geen slang geven? Of als hij een ei vraagt zal hij hem toch geen schorpioen geven? Als gij dus, - ofschoon ge slecht zijt - goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen?
De Digidulfke uitgave augustus 2025 is uit
ZONNELIEDPAD: de etappe van Boxtel naar Oirschot op 24 augustus
Lezing : Maria in vijftig tinten blauw door prof. Wim Weren op 13 september
Diocesane Dag “Pelgrims van Hoop” - zaterdag 25 oktober 2025
H. Mis op woensdagavond bij Sint-Annakapel Aarle en Mariakapel De Vleut van mei tot en met augustus