Kies uw kerk

Preek van de week

Bezinning door het jaar - 26e zondag door het jaar C - 27 en 28 september 2025

OVERWEGING ZESENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR

Vaak denken wij dat het in het evangelie gaat over geestelijke of spirituele
zaken. Dat geloof en gebed en mystiek en ook kwaad en verlossing, zonde en vergeving de centrale
thema’s zijn. Zeker spelen deze onderwerpen een grote rol, maar het zou een misverstand zijn om te
denken dat deze onderwerpen alleen maar een geestelijke dimensie hebben. Ze hebben juist heel
veel te maken met de materiële kant van ons leven, met ons koop- en consumptiegedrag, met ons
inkomen en onze bankrekening, met onze maaltijden en onze kleding. Dat blijkt heel duidelijk uit het
evangelie van vandaag, typisch een Lucas-verhaal dat alleen door deze evangelist is doorgegeven.
Daarin gaat het over een rijk man, van wie wij niet de naam te horen krijgen, een man met een groot
huis,die prachtige kleren had en die elke dag feest vierde. Je zou zeggen, wat is daar mis mee, wie het
breed heeft laat het breed hangen. Je mag toch best genieten van het leven? Er staat niet bij dat hij
zonde of onrecht deed, het kan wel een integere en sociaal voelende man geweest zijn. Hoewel, het
lijkt erop dat hij niet veel aan de armen gaf en dat is natuurlijk geen goede zaak. Rijken moeten delen
van hun rijkdom met wie weinig heeft, anders doe je het niet goed. Maar in dit verhaal gaat niet
over zonde en verkeerd gedrag en over eventuele vergeving, maar het gaat over rijk en arm.
Want voor de poort van die rijkaard zit een arme. Van hem horen we wel de naam: Lazarus, dat
betekent: God helpt. Dat is een mooie en hoopvolle naam. Die arme was voor de wereld totaal
onbelangrijk en die rijke was misschien wel een aanzienlijke bestuurder, een koning of stadhouder.
Maar voor God heeft die arme een naam, Hij wordt bij name gekend: Lazarus en die naam drukt
hoop uit. Terwijl Lazarus voor God belangrijk was, werd hij door de mensen vergeten. Alleen de
honden kwamen zijn wonden likken en hadden met hem te doen. Nu vertelt de parabel ons dat beide
mannen stierven, eerst Lazarus en daarna ook de rijke. Lazarus, zo horen we, wordt door de Engelen
naar de schoot van Abraham gedragen, een beeld en uitdrukking van een plaats van troost en
verlichting in het hiernamaals. De rijke krijgt natuurlijk een eervolle begrafenis en er zullen wel veel
mensen geweest zijn die allemaal graag wilden laten zien dat ze belangrijk waren en bij de voorname
wereld hoorden.

Maar dan komen we in een heel andere wereld. Na de dood van beide mannen is het aardse en het
wereldse voorbij. Nu gelden niet meer de menselijke verhoudingen, maar de goddelijke
verhoudingen. Men is nu een grens gepasseerd waardoor iets volledig nieuws is begonnen. De rijke
man is opeens ten prooi aan vele pijnen en de arme Lazarus ondervindt de hulp en de troost die zijn
naam al beloofden. De rijke begrijpt er niets van en roept naar vader Abraham of Lazarus hem niet
wat water kan brengen om zijn brandende pijn en dorst te verlichten. Zowel voor zichzelf als voor zijn
nog levende broers doet de voormalige rijke een beroep op Abraham dat die Lazarus stuurt om hem
te verlichten en om zijn broers te waarschuwen. Maar Abraham maakt duidelijk dat dat niet gaat. Er
is een definitieve grens gepasseerd. Tijdens je leven heb je alle kans gehad om het goede te doen,
maar er komt een moment dat je kansen voorbij zijn: dan blijf je wie je bent en kom je terecht in de
situatie die daarbij past: of een inhalige, op zichzelf gerichte figuur die niemand nodig heeft, die zijn
deel van het goede gehad heeft en nu pijn lijdt; of een arme die wel anderen nodig heeft, die alleen
maar ellende kent en die hoopt op hulp van God of van mensen en uiteindelijk het geluk vindt.

God heeft in zijn woord dat we in de Bijbel vinden, in Mozes en de profeten, alles gezegd wat nodig is
om het goede te doen. Wie daarnaar niet heeft geluisterd, zal ook niet luisteren als er een
wonderbaarlijke boodschapper uit de hemel komt, zegt Abraham tegen de rijke man. De
mogelijkheid om je te bekeren en je leven te beteren behoort tot je aardse leven. Alle dagen van je
leven heb je de kans om goed te doen en de boodschap van de Schrift en van de Kerk helpt je daarbij.
Maar als ons aardse leven voorbij is volgt Gods definitieve oordeel. Dat is wel een heel harde
boodschap. Er is toch altijd berouw en vergeving mogelijk? Ik denk dat God heel ver met ons gaat en
ons leven lang ons nieuwe kansen geeft, maar ik denk ook dat er een moment komt dat we niet
meer terug kunnen. We moeten geen spelletjes spelen met de God die ons van alle hulp voorziet, die
ons zijn geboden en zijn genade geeft om naar zijn bedoeling te leven.

Als wij dit verhaal goed op ons in laten werken dan kan het iets dreigends krijgen. Het zal ook wel
niet het laatste woord zijn en het is natuurlijk bedoeld om ons te waarschuwen. Rijkdom heeft, zo
leert Jezus ons, iets heel riskants. Het is in zich niet verkeerd om rijk te zijn, maar die rijkdom kan ons
wel kwaad doen. Rijkdom kan ons gemakkelijk zelfgenoegzaam maken, een gevoel geven dat we
niemand nodig hebben. Het kan ons genotzuchtig maken waardoor we steeds maar met consumptie
bezig zijn en te weinig met de wezenlijke dingen van ons leven. Het kan ons hebzuchtig maken, dat
we te erg aan ons bezit gehecht zijn en steeds maar meer willen. Het kan ons bang maken voor alles
wat onze rijkdom bedreigt. Het kan ons afsluiten voor de ander, voor de mens naast ons en voor de
stille stem van God in ons hart. ‘Wee de zorgelozen in Sion en de zelfverzekerden op Samaria’s berg’,
zei de profeet Amos al en ik denk dat ook hij aan deze gevaren dacht die de rijkdom met zich
meebrengt. Hij waarschuwde de zelfzuchtige, genotzuchtige rijken van zijn tijd dat zij het eerst in
ballingschap zouden gaan en die profetie is enkel decennia daarna ook uitgekomen.

Met al je aandacht naar materiële rijkdom streven is eigenlijk dom want het geeft je schijnzekerheid
en geen echte rijkdom. Streef naar de dingen van God, die dingen die je echt rijk maken:
gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid, zegt de apostel Paulus.
Strijd de goede strijd zodat je rekenschap kunt geven van je leven op de dag dat je voor Gods
aanschijn staat, op de dag dat Christus zal verschijnen. Dan zul je een schat hebben, een schat in de
hemel, een schat die niet vergaat en die je niet hoeft achter te laten.

De evangelist Lucas laat Jezus op een andere plaats zeggen: Zalig de armen,
want aan hen behoort het Koninkrijk van God. We hoeven niet allemaal straatarm te zijn en we
mogen dankbaar genieten van de gaven van God in dit leven. En als we ervan delen met de minder
vermogenden van deze wereld zal dat hen en ons goed doen. Maar ons hart en onze aandacht moet
niet te veel op geld en goed gefocust zijn. Het is belangrijk om innerlijk arm te kunnen zijn. Ons
gelovig vertrouwen op God zal ons pas echt rijk maken. Mogen we dat in de eucharistie weer
beleven.

https://willibrordsabdij.nl/?w... bewerkt TS







ZESENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR

EERSTE LEZING Am., 6, 1a. 4-7

Uit de Profeet Amos

Dit zegt de almachtige Heer: “Wee, de zorgelozen in Sion, de zelfverzekerden op Samaria's berg. Zij liggen op ivoren bedden en strekken zich uit op hun rustbanken; zij eten de lammeren van de kudde op en de kalveren uit de stal. Zij verzinnen maar liederen bij het getokkel van de harp, en denken dat hun speeltuig dat van David evenaart; zij drinken wijn uit brede schalen en zalven zich met de kostelijke olie, maar om Jozef's ondergang bekreunen zij zich niet. Daarom gaan zij als eersten de ballingschap in, en is het gedaan met de feesten van hen die daar lui liggen en uitgestrekt."



TUSSENZANG  Ps. 146 (145) 7, 8-9a, 9bc-10

Refr: De Heer zal ik loven mijn leven lang. of: Alleluia.

De Heer doet altijd zijn woord gestand, verdrukten verschaft Hij recht. De Heer geeft brood aan wie honger heeft, gevangenen geeft Hij de vrijheid.

De ogen van de blinden opent de Heer, gebrokenen richt Hij weer op. De Heer bemint de rechtvaardigen, de Heer behoedt de ontheemden.

De Heer geeft wees en weduwe steun, maar zondaars laat Hij verdwalen. De Heer is koning in eeuwigheid, uw God, Sion, heerst over alle geslachten.


TWEEDE LEZING         1 Tim., 6, 11-16

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan Timoteus

Dierbare, Streef naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding, zachtmoedigheid. Strijd de goede strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven. Daartoe zijt gij geroepen, daartoe hebt gij de goede belijdenis afgelegd ten overstaan van vele getuigen. Ik beveel u voor het aanschijn van God die alles ten leven wekt, en van Christus Jezus die voor Pontius Pilatus de goede belijdenis heeft afgelegd: bewaar dit gebod onbevlekt en ongerept tot de verschijning van onze Heer Jezus Christus die God ons te rechter tijd zal doen aanschouwen, Hij, de gelukzalige, de enige Heerser, de grote Koning en de opperste Heer die alleen onsterfelijkheid bezit en woont in ongenaak­baar licht. Geen mens heeft Hem gezien of is in staat Hem te zien. Hem zij eer en eeuwige macht! Amen.



ALLELUIA         Joh. 6. 64b en 69b

Alleluia. Uw woorden, Heer, zijn geest en leven. uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Alleluia.


EVANGELIE     Lc., 16, 19-31

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas

In die tijd zei Jezus tot de Farizeeën: “Er was eens een rijk man die in purper en fijn linnen gekleed ging en iedere dag uitbundig feest vierde, terwijl een arme, die Lazarus heette, met zweren overdekt voor de poort lag. Hij verlangde er naar zijn honger te stillen met wat bij de rijkaard van de tafel viel. Maar er kwamen alleen honden die zijn zweren likten. Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen in de schoot van Abraham werd gedra­gen. De rijke stierf ook en kreeg een eervolle begrafenis. In de onderwereld, ten prooi aan vele pijnen sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham en Lazarus in diens schoot. Toen riep hij uit: Vader Abraham, ontferm u over mij en geef Lazarus opdracht de top van zijn vinger in water te dopen en mijn tong daarmee te komen verfrissen, want ik word door de vlammen hier gefolterd. Maar Abraham antwoordde: Mijn zoon, herinner u hoe gij tijdens uw leven uw deel van het goede hebt gekregen en hoe op gelijke manier aan Lazarus het kwade ten deel viel; daarom ondervindt hij nu hier de vertroosting maar wordt gij gefolterd. Daarenboven gaapt er tussen ons en u voorgoed een wijde kloof, zodat er geen mogelijkheid bestaat, - zelfs als men zou willen - van hier naar u te gaan noch van daar naar ons te komen. De rijke zei: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader wilt stu­ren, want ik heb nog vijf broers; laat hij hen waarschuwen opdat zij niet eveneens in deze plaats van pijniging terecht komen. Maar Abraham sprak: Zij hebben Mozes en de profeten; laat ze naar hen luisteren. Maar hij zei:

 Och neen, vader Abraham! Maar als er een uit de doden naar hen toegaat, zullen ze zich bekeren. Hij echter sprak tot hem: Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden als er iemand uit de doden opstaat."


Archief preken