Kies uw kerk

Preek van de week

Bezinning door het jaar - 30e zondag door het jaar C - 25 en 26 oktober 2025

OVERWEGING DERTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR

We hebben de neiging nogal eens tevreden te zijn met ons zelf en we spiegelen ons dan vaak aan de vele andere mensen, die zich om God noch gebod bekommeren en maar raak leven. We hebben de neiging om te zeggen: in vergelijking met al die mensen doe ik het nog lang niet slecht. God mag eigenlijk best tevreden zijn met iemand zoals ik. In het evangelie heet dat: ‘overtuigd zijn van eigen gerechtigheid’.

Het evangelie van vandaag echter herinnert er ons aan, dat zo gauw een dergelijke gedachte opkomt er iets fout zit. Zo gauw we tevreden zijn over onszelf moet bij ons het lampje van de farizeeër gaan branden, het waarschuwingslampje: van nou gaat het de verkeerde kant in.

De farizeeër was een keurig mens. Hij hield zich aan de Wet van Mozes, maar dat was nog niet alles. Hij deed er nog een schepje boven op. Volgens de wet hoefde je maar een dag in het jaar te vasten, maar hij vastte tweemaal in de week. Volgens de wet moesten alle verkopers een soort omzetbelasting betalen als aalmoes aan de tempel, maar de farizeeër betaalde van alles wat hij kocht ook nog een tiende, voor het geval de verkoper de belasting aan God ontdoken had. Een farizeeër had heel wat over voor zijn geloof en dat veroordeelt Jezus ook niet.

Het is zelfs goed wat hij doet. Wat Jezus veroordeelt, is zijn tevredenheid met zichzelf. Als hij gaat bidden, zegt hij eigenlijk tegen God: het staat niet zo best met iedereen, maar met mij kun je tevreden zijn. Ik kan U recht in de ogen kijken. Ik heb alles gedaan wat U wilt. En die houding keurt Jezus af: tevredenheid met jezelf, zeggen God kan tevreden met mij zijn. Ik doe het zo goed.

Beste mensen, ook al doe je nog zo je best, telkens weer schiet je te kort. Wees volmaakt, zoals mijn hemelse Vader volmaakt is, zei Jezus. Nou, die weg van de volmaaktheid is lang, een leven lang en dan ben je er nog niet. Want welke mens kan er aan Gods heiligheid voldoen, welke mens is er in staat de liefde te benaderen van Hem, die de liefde zelf is. Zelfs de grote heiligen die wij vereren, zijn er zich heel goed van bewust, dat zij toch altijd maar zwakke zondaars blijven, die elk moment van de dag weer tekort schieten in liefde, ge loof en vertrouwen. Die grote heiligen, voor wie wij bewondering hebben, zijn zich het best bewust van de grote kloof die er gaapt tussen hen en de heilige God.

Alleen Gods vergevende genade kan die kloof overbruggen. Alleen God kan tot U en mij zeggen, als wij ons hoofd buigen en zeggen wij zijn zondaars: ik aanvaard jullie toch. Jullie horen toch bij mij. Alleen God kan ons rechtvaardig makken, niet wij onszelf. En dat weet de tollenaar. Hij weet dat hij een zondaar is, die Gods barmhartigheid nodig heeft. Hij weet dat hij nog heel ver van Gods liefde verwijderd is. Hij durft God niet in de ogen te kijken en hij klopt zich op de borst: Heer, wees mij, zondaar genadig. En als je zo je plaats kent voor God, dan is God je genadig. Dan neemt God je op in zijn liefde dan hoor je bij Hem, niet uit eigen verdienste, maar uit pure genade. Hij ging gerechtvaardigd heen, zegt Jezus. De tollenaar heeft toekomst: hij weet dat hij zichzelf moet verbeteren, dat Hij nog ver af staat van Gods heiligheid, dat hij een beter mens moet worden, terwijl de farizeeër al lang tevreden is, en blijft staan waar hij staat, ver van God.

Wij zijn vaak die farizeeër: ik doe niks verkeerds, ik ga naar de kerk ik doe mijn plichten, daar kunnen anderen een puntje aan zuigen. Wij durven God recht in de ogen te kijken. Jezus klaagt die houding aan. We moeten voor God nederig ons hoofd buigen want alleen dan is er genade, vergeving, ontferming, barmhartigheid; alleen dan worden we verheven tot de hoogte van God, alleen dan overbrugt God zelf de afgrond die er tussen ons, onheilige mensen, en tussen Hem, de heilige God gaapt. Dan pas is er verlossing en eeuwig leven mogelijk, waartoe God sinds Jezus Christus bereid is. Zeggen: ik doe geen kwaad, ik heb de hemel wel verdiend, ik ben tevreden over mezelf, is gevaarlijke hoogmoed van de farizeeër. En u weet het, hoogmoed komt voor de val.

https://mennenpr.nl/dertigste-... bewerkt TS

DERTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR


EERSTE LEZING Sir., 35, 12-14. 16-18

Uit het boek Ecclesiasticus

De Heer is een rechter, en bij Hem is er geen aanzien des persoons; Hij neemt geen steekpenningen aan ten koste van de arme, maar luistert naar het pleit van de verdruk­te. Hij wijst het gezucht van de wezen niet af, noch van de weduwe wanneer zij blijft klagen. Wie anderen bijstaat wordt welwillend ontvangen, en zijn gebed verheft zich tot de wolken toe. Het gebed van de arme dringt door de wolken heen, zolang het zijn doel niet bereikt, rust het niet; het laat niet af, totdat de Allerhoogste zich erbarmt, en de Rechtvaardige oordeel velt en recht verschaft.



TUSSENZANG Ps. 34 (33) 2-3, 17-18, 19 en 23

Refr: Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer.

De Heer zal ik prijzen iedere dag, zijn lof ligt mij steeds op de lippen. Mijn geest is fier op de gunst van de Heer, laat elk die het hoort zich verheugen.

Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af, zij worden op aarde vergeten. Naar vromen die roepen luistert de Heer en redt hen uit iedere nood.

De Heer is nabij voor rouwmoedige harten, Hij helpt wie zijn schuld erkent. De Heer redt het leven van wie Hem dient, alwie tot Hem vlucht heeft geen straf te duchten.


TWEEDE LEZING 2 Tim., 4, 6-8. 16-18

Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan Timoteus

Dierbare, Wat mij betreft, mijn bloed is weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voleind, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij maar allen die met liefde uitzien naar zijn komst. Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijge­staan, allen hebben mij in de steek gelaten. Moge het hun niet worden aangerekend. Maar de Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om mijn ambt als prediker van het evangelie ten einde toe te vervullen, zodat alle volkeren ervan horen. En ik werd verlost uit de muil van de leeuw. De Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen en mij behouden overbrengen naar zijn hemels konink­rijk. Hem zij de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen! Amen.


ALLELUIA Hand. 16 14b

Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen. Alleluia.


EVANGELIE Lc., 18, 9-14

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas

In die tijd zei Jezus tot hen die, - overtuigd van eigen gerechtigheid - de anderen minachtten, de volgende gelijken is: “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een Farizeeër en de andere een tollenaar. De Farizeeër stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf als volgt: God, ik dank u dat ik niet ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten.

 “Maar de tollenaar bleef op een afstand en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel; maar hij klopte zich op de borst en zei: God, wees mij zondaar genadig. Ik zeg u: deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere; want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden."



Archief preken