Kies uw kerk

Preek van de week

2019-02-10. Vaar naar het diepe

Preek 5de zondag van het jaar, C

 

Eerste lezing: Jesaja 6, 1-2a. 3-8

Evangelie: Lucas 5, 1-11

Om tot de vele mensen te kunnen spreken stapte Jezus in de boot van Simon Petrus en vroeg hem een eindje van de kant te gaan. Hier heeft Lucas vast een bedoeling mee. Als Jezus is opgehouden met spreken zegt hij tegen Petrus: "Vaar naar het diepe en gooi jullie netten uit voor de vangst." Een wonderlijk verzoek want de kans dat je iets dáár en op dát uur vangt, is vrijwel te verwaarlozen. Geen visser zou dat dan ook doen. Maar hoezeer Petrus er van overtuigd was dat een goede vangst godsonmogelijk was en hoe moe en uitgeput hij ook was van een nacht lang tevergeefs vissen, hij gaat en doet omdat Jezus het zegt. Zijn woord is hem heilig. En dan wat godsonmogelijk lijkt, blijkt ineens bij God wel mogelijk te zijn. Er wordt kolossaal veel vis gevangen, 2 boten boordevol.

Wat wil Lucas ons met dit verhaal tot zover vertellen? Wat is de boodschap? We horen van de boot van Simon Petrus. Dat is niet toevallig. De boot staat symbool voor de christelijke gemeenschap, voor de kerk. En vanuit de kerk, die gemeenschap, klinkt het woord van God dat Jezus aan zijn apostelen toevertrouwd heeft om het te verkondigen. Naar dat woord van God wordt gretig gezocht, zo hoorden wij aan het begin. De menigte verdrong zich om Hem heen, om naar het woord van God te luisteren. En even daarvoor werd al door Lucas verteld, dat de mensen Jezus zochten, toen hij aan het bidden was op een eenzame plaats.

Nadat Jezus uitgesproken was, zegt Hij tegen Petrus: "Vaar naar het diepe van het meer." Nogmaals gezegd: een onmogelijk verzoek. Het meer en de zee hebben in de bijbel een bijzondere betekenis. Zij zijn het beeld van de chaos, van de duisternis en het kwaad, Zij zijn het domein van de kwade machten en krachten. Wie daar verkeert ervaart iets van verlorenheid, hij voelt zich verloren, overgeleverd aan krachten en machten, die levensbedreigend zijn. "Vaar naar het diepe," naar de plek dus waar de verlorenheid het grootst is, waar mensen verkeren die in hun levenschaos geen uitweg meer zien. Waar zij alle hoop hebben laten varen en zonder enige verwachting leven, omdat niemand redding brengen kan, niemand hen redden wil. "Vaar naar het diepe," naar de plek waar mensen moreel ten onder gaan. Vaak mensen die van alles bezitten, een goede baan, aanzien genieten. Wat hen ontbreekt is richting en zin, samenhang en diepgang, een gemis dat wel ervaren wordt, zonder te weten hoe eraan te ontsnappen.

Lucas 05, 01-11

Lucas 05, 01-11

Daar in het diepe kan Gods woord klinken als een woord van hoop en leven, als een woord van bevrijding uit zonde en kwaad, uit lijden en dood. Vooral voor die mensen, die op welke manier dan ook hun leven als chaos ervaren. Daar mogen wij als gemeenschap en als individuele christen naar toe. Naar de diepste diepte, om Gods Woord te laten klinken en voelen. Wie je ook bent, wat je ook gedaan hebt, wat je toekomst ook is: je bent de moeite van het opdiepen waard…

 

Amen

Afbeelding: De wonderbaarlijke visvangst

        Schilder Raffaello Sanzio (ca. 1483 - 1520)

Kunstenaar: Pieter van Aelst

Afmetingen: ca. 130 x 100 cm

Datum: ca. 1516-1521

Te bezichtigen in Vaticaanse Musea, Rome

De wandtapijt schildering ‘Wonderbare visvangst’ is één van de tien wandtapijten door Pieter van Aelst als een kopie van de kartonschilderingen van Rafael.

Jezus heeft bij het meer van Tiberias de menigte toegesproken. Dan vraagt hij aan de visser Simon Petrus, om zijn netten nog eens uit te gooien. De vangst is overvloedig en de boten zijn tot zinkens toe gevuld. We zien ook Simon op z’n knieën voor Jezus.
De kraanvogels in de voorgrond symboliseren de waakzaamheid van de paus, de stad op de achtergrond is Rome zelf. Het meer reflecteert de personages. De felle zon op de geweven versie suggereert een ander tijdstip van de dag dan op Rafaëls karton. Ook de planten op de voorgrond zijn door de wevers toegevoegd.

Jesaja 6, 1-2a. 3-8

        Roepingsvisioen van Jesaja
In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon. De sleep van zijn mantel vulde heel de tempel. Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes vleugels: twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken, twee om te vliegen.
Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de Heer van de machten; en heel de aarde is vol van zijn heerlijkheid.’ De deurpinnen in de dorpels schudden van het luide geroep en de tempel stond vol rook. Ik zei: ‘Wee mij! Ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen, ik woon onder een volk met onreine lippen en ik heb met eigen ogen de koning, de Heer van de machten gezien!’ Maar één van de serafs vloog op mij af met een gloeiende* kool, die hij met een tang van het altaar had genomen, hij raakte er mijn mond mee aan en sprak: ‘Zie, nu dit uw lippen heeft aangeraakt, is uw zonde verdwenen, en uw schuld bedekt.’ Daarop hoorde ik de stem van de Heer: ‘Wie zal Ik zenden, wie zal in onze naam gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, zend mij.’

Lucas 5,1-11

        Roeping van enkele vissers
Toen Hij aan het meer van Gennesaret stond en de mensenmenigte zich om Hem verdrong om het woord van God te horen, zag Hij twee boten bij het meer liggen. De vissers waren van boord gegaan en spoelden de netten. Hij stapte in een van die boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van het land af te varen. Hij ging zitten en vanuit de boot gaf Hij de mensen onderricht. Toen Hij uitgesproken was zei Hij tegen Simon: ‘Vaar nu het meer op naar diep water. Daar moeten jullie je netten uitwerpen.’ ‘Meester,’ antwoordde Simon, ‘de hele nacht hebben we ons al afgetobd zonder iets te vangen. Maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen.’ Dat deden ze en ze vingen zo’n massa vis dat hun netten ervan scheurden. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Die kwamen, en beide boten vulden ze tot zinkens toe. Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op z’n knieën voor Jezus en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, ik ben een zondig mens.’ Want schrik had hem, en allen die bij hem waren, bevangen, vanwege de vissen die ze samen gevangen hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Maar Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang. Voortaan zul je mensen vangen.’ Ze brachten de boten aan land, lieten alles achter en volgden Hem.

Archief preken