Kies uw kerk

Preek van de week

2019-10-06. Veilig in Gods hand

        27ste zondag door het jaar, C

 

Eerste lezing: Habakuk 1, 2-3. 2, 2-4

Evangelie: Lucas 17, 5-10

De zondagen door het jaar in de liturgie laten zien wat de vragen en opdrachten zijn van een geloofsgemeenschap. En vandaag gaat het over geloven. En dat is in onze geseculariseerde wereld een grote vraag. Kunnen we nog wel geloven dat God zich bekommert om ons en om onze wereld. Kunnen we nog wel geloven dat God zich bekommert om mij, om mijn gezondheid, mijn vragen, mijn angsten, mijn lief en leed? Terwijl we er steeds meer van uitgaan dat God daarbuiten staat. Het is niet God, die gaat over ziekte en gezondheid en ons daarmee zo nodig straft of beloont. Hij gaat niet over oorlog en vrede, de zorg voor het milieu. We beseffen steeds meer dat dit valt onder de verantwoordelijkheid van de mens. Wat betekent geloven in God dan nog? Voor veel gelovigen is dat een worsteling.

Maar misschien zou ons geloof in God toch onze blikrichting kunnen bepalen, of bijstellen zoals ook de profeten steeds doen. Zij analyseren scherp wat er in de samenleving gebeurt. Zij leggen de vinger op de zere plek en laten zien wat die verantwoordelijkheid van ons dan betekent. Ik denk ook, dat je als gelovige Gods visioen van een nieuwe wereld overeind moet houden ook al zie je dat de krantenkoppen alleen maar over brandhaarden spreken. En…. je moet daarbij geduld hebben zegt het evangelie. Maar dan nog valt niet altijd mee om gelovige te zijn.

Wanneer de leerlingen in de evangelielezing vragen om meer geloof, dan beluister ik daarin, dat ook zij worstelen met wat zij zelf meemaken of met alles wat zij om zich heen zien gebeuren.
Natuurlijk zouden de leerlingen niets liever doen dan geloven dat het kan wat Jezus zegt: zo’n nieuwe wereld, waarin blinden zien en lammen lopen, waarin niet langer het recht van de sterkste geldt, zo’n wereld, waarin de rijke met de arme deelt en de vreemdeling broeder of zuster is geworden. Maar de feiten spreken een andere taal. De leerlingen, zo beluister ik, maken zich geen illusies; ze weten wat er is in de mens, wat er is in henzelf.

Lucas 17, 5-10

Lucas 17, 5-10

Worstelen met je geloof, leven tussen geloof en ongeloof betekent ten diepste - wanneer ik het evangelie goed begrijp -  dat men God de ruimte moet geven bij leven en bij sterven, bij ziekte en bij gezondheid. En God de ruimte geven betekent vooral: aanvaarden wat het leven te bieden heeft, zorg dragen voor elkaar en tegelijk beseffen dat je het leven niet kunt dwingen.

Worstelen tussen geloof en ongeloof: dat kan heel zuiverend werken. Het plaatst je telkens met twee benen op de grond en het geeft je tegelijk dat vermoeden en het vertrouwen dat ook de dag van morgen veilig is in Gods hand..

 

Amen

Habakuk 1, 2-3. 2, 2-4

        Eerste klacht
Hoelang moet ik nog ‘Geweld!’ tegen U schreeuwen, terwijl U maar geen uitkomst brengt? Waarom laat U mij onrecht zien en ziet U die ellende maar aan? Waarom sta ik tegenover geweld en onderdrukking, waarom is er ruzie en moet men lijden onder conflicten?
 

Tweede antwoord
De Heer antwoordde: ‘Schrijf het visioen op, zet het duidelijk op schrift, zodat men het vlot kan lezen. Want het visioen, al wacht het zijn toegewezen tijd nog af, smacht naar zijn vervulling: het vertelt geen leugen. Al blijft het uit, geef het wachten niet op, want komen doet het beslist en het komt niet te laat. Wie in zijn hart niet deugt, kwijnt weg, maar de rechtvaardige blijft leven door zijn geloof.

Evangelie: Lucas 17, 5-10

        Lessen voor de leerlingen
De apostelen zeiden tegen de Heer: ‘Versterk ons vertrouwen.’ De Heer zei: ‘Al heb je maar een vertrouwen als een mosterdzaadje, als je tegen die moerbeiboom daar zegt: “Kom met wortel en al uit de grond en verplant je naar zee”?, dan zou hij je gehoorzamen. Stel, iemand van jullie heeft een slaaf die ploegt of het vee hoedt. Zal hij hem, als hij thuiskomt van het land, zeggen: “Kom meteen aan tafel”?? Nee, hij zal hem veeleer zeggen: “Maak het eten voor mij klaar, omgord je en bedien me, en als ik klaar ben met eten en drinken, dan kun jij gaan eten en drinken.”? Hij bedankt de slaaf toch niet omdat hij heeft gedaan wat hem werd opgedragen? Zo moeten ook jullie zeggen, als je alles hebt gedaan wat je werd opgedragen: “Wij zijn maar slaven; we hebben gedaan wat we moesten doen.”? ’

 

Archief preken