Preek 22ste zondag van het jaar, B
Eerste lezing: Deuteronomium 4, 1-2. 6-8
Evangelie: Marcus 7, 1-8. 14-15. 21-23
Wat wij vandaag horen uit het boek Deuteronomium is het begin van het gebed dat elke gelovige Jood elke morgen zegt: 'Sjema Jisraël, hoor Israël. De Heer is onze God; de Heer is de Enige'. Nog voordat wij gaan luisteren naar de geboden en instellingen die Israël gegeven zijn, is dit op de eerste plaats een oproep om stil te worden en het besef in ons toe te laten dat wij staan in een grote werkelijkheid die ons te boven gaat. Het is belanden op heilige grond, waar wij beseffen dat er maar één God is.
Luisteren is in onze dagen heel moeilijk geworden. Wij leven in een cultuur die stijf staat van woorden die vechten om gelijk te hebben. Je hoeft maar naar gesprekken op de TV te kijken om te zien hoe slecht mensen naar elkaar luisteren. Zij willen eerder scoren dan een ander laten uitpraten. Maar ik heb het vermoeden dat vaak ook onze omgang met elkaar beheerst wordt door de zegswijze: 'Ik hoor je wel, maar ik versta je niet'. Dat levert een manier van omgang met elkaar op waar het meer om de buitenkant gaat dan om wat er werkelijk in mensen omgaat: zo leven wij oppervlakkig en in de grond van de zaak eenzaam.
Dat in de dagen van Jezus ook de voorschriften en geboden van de Wet geworden waren tot uitwendige aangelegenheden, roept hem het woord van Jesaja in herinnering die ons op het gevaar wijst dat wij wel met onze lippen over God spreken, maar dat ons hart er niet werkelijk bij is, terwijl dat helemaal niet de bedoeling van de regels en voorschriften is. Die willen ons in wezen juist thuisbrengen in de werkelijkheid waartoe het ‘Hoor Israël' oproept. Dat is in de wereld van God, waarin wij uitgenodigd worden zo te kijken en te handelen als God dat doet. Daarom bewaren wij ook het woord van Jezus dat hij niet gekomen is om Wet en Profeten op te heffen, maar juist tot vervulling te brengen.
In de wijze waarop Jezus met mensen en de wereld omgaat komen de woorden uit de Schrift werkelijk tot leven, want zij zijn uiteindelijk te herleiden tot het belangrijkste gebod 'hebt elkander lief'. Dat is Wet en profeten!
Marcus 10, 17-30
Gebaren, rituelen zijn geen inhoudsloze zaken, maar kunnen voor ons mensen een voertuig worden om te leven voor het aangezicht en in de aanwezigheid van de Allerhoogste. Zij vormen een hulpmiddel om weer tot ons diepste innerlijk in te keren. Zo is ook zitten, knielen, buigen, een hulpmiddel om de verborgen werkelijkheid van God bewust te worden en onszelf te realiseren wie wij werkelijk zijn en wat ons echt beweegt.
Om over na te denken. Ware godsdienstigheid in woord en gebaar, is al luisterend en verstillend thuiskomen in je eigen ziel en van daaruit weer herboren worden om weer nieuw naar onze wereld en elkaar te kijken. Dan zal in ons ontwaken een gelouterd hart dat barmhartig is voor anderen, dat weet te lijden met wie treuren en begaan is met wie hongerlijden of geen vrede kennen. Het zijn mensen die elkaar durven liefhebben in goede en kwade dagen, omdat wij allen ten diepste weten, dat we kinderen van de Allerhoogst zijn!
Amen
Houtsnede uit de Delftse Bijbel 1488
Voor meer info : www.beeldmeditaties.nl/
De kunstenaar verdeelt zijn afbeelding in nagenoeg twee gelijke helften. De samenhang tussen beide taferelen wordt benadrukt doordat de tegelvloer in beide ruimtes aanwezig is.
Rechts zien we hoe Jezus, herkenbaar aan zijn kruisnimbus, binnenkomt. Hij loopt langs twee personen waarvan de ene één kan met water uitgiet in een schaal. Hoe dan ook, terwijl zij met water in de weer zijn, loopt Jezus langs hen heen. Hij steekt zijn rechter hand op. Het zou een zegengebaar kunnen zijn. Het zou ook kunnen uitdrukken dat Hij van de handwassing geen gebruik maakt. Dat laatste is meer in overeenstemming met de schrifttekst van vandaag.
De illustratie behoort bij de discussie over Rein en Onrein. In dat verhaal maakt Jezus duidelijk dat het gaat om de reinheid van ziel niet die van het lichaam,. Had Hij in zijn Bergrede niet gezegd: “Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien”?? Hij verwijt de geloofsgenoten van zijn tijd, de Farizeeën en de Schriftgeleerden, dat zij weliswaar de geboden stipt naar de letter uitvoeren, maar de bedoeling ervan, de barmhartigheid en de naastenliefde, uit het oog verloren hebben.
Oproep tot trouw
Luister nu, Israël, naar de voorschriften en bepalingen die ik u leer, en handel daarnaar. Dan zult u leven in, en bezit gaan nemen van, het land dat de Heer, de God van uw vaderen, u schenkt. Aan wat ik u voorschrijf, mag u niets toevoegen en niets afdoen; u moet de geboden van de Heer uw God, die ik u geef, onderhouden.
En breng ze stipt ten uitvoer, want daaruit zal voor de volken uw wijsheid en uw inzicht blijken. Als zij al deze voorschriften horen, zullen ze zeggen: “Dat machtige volk is wijs en verstandig.”? Is er soms een andere grote natie bij wie hun goden zo nabij zijn als de Heer onze God ons nabij is, zo vaak als wij Hem aanroepen? Of is er een andere grote natie die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft als de Wet die ik u heden geef?
Wat uit de mens komt, maakt onrein
De farizeeën en enkele Schriftgeleerden uit Jeruzalem kwamen bij Hem. Ze zagen dat sommige van zijn leerlingen hun brood aten met onreine, dat wil zeggen met ongewassen handen. Want als de farizeeën en alle Joden niet met een beetje water hun handen gewassen hebben, eten ze niet, omdat ze vasthouden aan de traditie van de oudsten; en wat van de markt komt, eten ze niet zonder het te wassen. Zo zijn er vele andere dingen waar ze uit traditie aan vasthouden: het spoelen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk. De farizeeën en de Schriftgeleerden vroegen Hem: ‘Waarom gedragen uw leerlingen zich niet naar de traditie van de oudsten, maar eten ze hun brood met onreine handen?’ Hij zei tegen hen: ‘Treffend heeft Jesaja over u geprofeteerd, huichelaars, zoals geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij. Hun verering stelt niets voor; wat ze als ware leer brengen, zijn voorschriften van mensen. U laat het gebod van God los en houdt vast aan de traditie van mensen.’
Weer riep Hij de mensen bij zich en zei tegen hen: ‘Luister allemaal naar Mij en begrijp Me toch. Niets wat van buitenaf in de mens komt, kan hem onrein maken.
Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen de kwade gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, gemeenheid, bedrog, bandeloosheid, jaloezie, laster, hoogmoed, lichtzinnigheid. Al deze slechte dingen komen van binnenuit en maken de mens onrein.’
Alpha-cursus september
De 2de Digidulfke uitgave september 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal
75 Jaar H. Antoniuskerk én 60 jaar Lidwinakoor