Kies uw kerk

Preek van de week

2019-10-27. 'Ik' of 'mij'

        30ste zondag door het jaar, C

 

Eerste lezing: Jezus Sirach 35, 15b-17. 20-22a

Evangelie: Lucas 18, 9-14

De profeet Sirach spreekt over gewone dingen, ook de ongelijkheden in de maatschappij. Hij probeert de mensen die hun rijkdom en goede leven zien als een zegen van God voor hun goede daden en hun sociale status tot andere gedachten te brengen. Hij laat duidelijk zien, dat God zonder meer partij trekt voor: ‘de onderdrukten..., de wezen..., de weduwen… en de armen’. God hoort niet alleen de jammerklachten van de onderdrukten; hij luistert ook naar ze.

De gebeden van Farizeeër en de tollenaar uit het evangelie, zijn wel erg verschillend. In zijn korte gebed zegt de Farizeeër viermaal: ‘Ik’. Het lijkt wel alsof hij God dankt voor zijn goedheid, maar in feite geeft hij zichzelf meer dan een schouderklopje. Hij dankt God dat hij niet is als de rest van de mensen: roofzuchtig, onrechtvaardig, overspelig - of zelfs maar als die tollenaar. In zijn eigen ogen is hij voortreffelijk. Er was eigenlijk geen kans om te veranderen door zijn gebed. Hij zei wel gebeden, maar hij bad niet, omdat hij niets zag, dat anders kon worden. Er was geen ruimte voor God om in zijn leven binnen te komen.

Lucas 18, 9-14

Lucas 18, 9-14

De tollenaar praat niet over 'Ik'. Hij praat over zichzelf als 'mij'. “God, wees ‘mij’ zondaar genadig". "Ik" tegenover" mij. Wat is het verschil? ‘Ik‘ is de oorzaak van de actie. ‘Mij’ ontvangt de actie van een ander. De tollenaar kan voor zichzelf geen genade verkrijgen, hij vertelt over zijn nood en verlangen dat God iets voor hem doet. Hij wil veranderd worden en hij vertrouwt, dat God hem wil helpen om de noodzakelijke veranderingen in zijn leven werkelijkheid te maken.

Wat moeten de mensen die deze parabel hoorden geschokt zijn geweest. De Farizeeër is niet slecht, hij doet alles wat hij moet doen, hij probeert volledig te leven volgens de wet. De tollenaar is iemand die werkte voor de Romeinse bezetter. Hij is een verrader tegenover Israël en haar God. Maar God rechtvaardigt deze zondaar. God doet wat de mensen dachten dat het vervullen van de wet zou doen.

Wat voor goeds brengt ons bidden voort? Verandert het God of ons? De tollenaar ging veranderd naar huis. Iets veranderde in hem door zijn gebed. Als ik niet verander door mijn gebeden, dan weet ik dat ik bid vanuit het ‘Ik’ en niet vanuit het ‘mij’.  Dan ben ik meer de Farizeeër en niet de tollenaar. Ik heb dan misschien wel woorden uitgesproken of gezongen, maar ik heb niet gebeden!

Bidden vanuit het ‘mij’ is: willen dat de ander mij verandert tot een liefdevol mens, lijkend op God
Amen

Afbeelding: De Farizeeër en de tollenaar

        Door: Barent Fabritius (1624 - 1673)

Datum schilderij: 1661

Afmetingen: 95 x 293 cm

Techniek: Olieverf op doek

Locatie: Rijksmuseum Amsterdam


De parabel van de Farizeeër en de tollenaar, voorgesteld in drie taferelen. In het midden knielt de Farizeeër voor het altaar, links verlaat de hoogmoedige Farizeeër met een duivel de tempel, rechts verlaat de tollenaar de tempel met een engel.

Het doek maakt deel uit van een reeks van parabels geschilderd voor de Lutherse kerk in Leiden.

Jezus Sirach 35, 15b-17. 20-22a

        God neemt het voor de armen op
De Heer is een rechter, en bij Hem is er geen aanzien des persoons; Hij neemt geen steekpenningen koste van de arme, maar luistert naar het pleit van de verdrukte. Hij slaat acht op de smeekbede van de wees en op het lange verhaal dat de weduwe doet.
Wie God dient in welbehagen, wordt welwillend ontvangen, en zijn gebed verheft zich tot de wolken toe. Het gebed van de arme dringt door de wolken heen, zolang het zijn doel niet bereikt, rust het niet; het laat niet af, totdat de Allerhoogste zich erbarmt, en de Rechtvaardige oordeel velt en recht verschaft.

Evangelie: Lucas 18, 9-14

        Gelijkenis van een farizeeër en een tollenaar
De volgende gelijkenis vertelde Jezus met het oog op mensen die overtuigd zijn van hun eigen rechtvaardigheid en neerzien op alle anderen: ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër, de ander een tollenaar. De farizeeër ging daar staan en sprak in zijn gebed over zichzelf: “God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen, hebzuchtig, onrechtvaardig en overspelig, of zoals die tollenaar daar! Ik vast tweemaal per week en geef een tiende weg van al mijn inkomsten.”? De tollenaar daarentegen, die op een afstand bleef staan, durfde zelfs zijn ogen niet naar de hemel op te slaan. Hij sloeg zich vol berouw op de borst en zei: “O God, genade voor een arme zondaar!”? Ik verzeker jullie dat deze man gerechtvaardigd naar huis ging, en de ander niet. Want ieder die zich verheft zal vernederd worden, maar wie zich vernedert zal verheven worden.’

Archief preken