Kies uw kerk

Preek van de week

2016-04-10. Bevelen of liefhebben

3de zondag van Pasen, C

 

Eerste lezing: Handelingen der apostelen 5, 27b-32. 40b-41

Evangelie: Johannes 21, 1-19

De twee lezingen die we vandaag hoorden zijn een echte uitdaging voor een relatietherapeut. In het boek Handelingen maken we kennis met Petrus en een andere leerling van Jezus. Ze staan lijnrecht tegenover de hogepriester. Drie mensen met idealen, drie mensen die zoeken naar God en toch elkaar niet kunnen vinden! In het evangelie staat Jezus tegenover Petrus.

De hogepriester stelt geen vragen, maar legt alleen op wat het besluit is: “Wij hebben jullie uitdrukkelijk verboden…”?, zo lezen we. Jezus stelt aan Petrus drie vragen. Vragen die niet zo maar uit de lucht komen vallen.
Laten we eerste een klein stukje terug gaan in de tijd. Het is Witte Donderdag, ’s avonds al heel laat. Jezus is gevangengenomen en Petrus is stilletjes zijn Heer achterna gegaan. Dan wordt Petrus herkend. “Ben jij ook niet…, hoor jij ook niet…, ik weet zeker dat jij…?”? Op elke vraag antwoordt Petrus met: “NEE, ik ken Hem niet…”?. Erger en dieper kun je je vriend niet treffen, zeggen dat je hem of haar niet kent! In het Lucas evangelie lezen we dat Jezus zich omdraaide. Hij moet de woorden van Petrus hebben gehoord. Ze zullen als een vlijmscherp mes zijn hart hebben doorboord. En Petrus? Gebroken rent Petrus de duisternis in, wenend, wetend dat hij zijn vriendschap verloochend heeft met één klein woordje ‘NEE…’. Kan het ooit nog goed komen?

Na Pasen ontmoet Jezus Petrus opnieuw. Op Witte Donderdag kon Jezus niet spreken, vandaag kan en wil Hij niet zwijgen. Voor Petrus heeft Hij maar één vraag: ”?Hou je van Mij…, Hou je echt van Mij…?”? Opnieuw begint Petrus te huilen, maar nu van geluk. Hij mag zijn vriendschap herstellen, hij wordt weer in de liefde van zijn vriend opgenomen. Hoe kan Jezus nog twijfelen! Daarom schreeuwt Petrus het uit: “Ik hou van je”?, iedereen mag het nu horen. Hij is niet meer bang.

Johannes 21, 1-14

Johannes 21, 1-14

De hogepriester had grote zorgen en probeerde te herstellen wat gebroken was door een bevel. Het liep op niets uit, de kloof tussen deze mensen zal alleen maar groter worden. Jezus was een vriend kwijt geraakt, zijn beste en had maar één vraag: “Hou je echt van Mij”?. Met de vraag bouwde Jezus een brug naar Petrus. En over deze brug konden ze elkaar weer ontmoeten. Oog in oog, van hart tot hart, van hand naar hand.

Bevelen of liefhebben? We mogen zelf kiezen!

 

Amen.

Handelingen der apostelen 5, 27b-32. 40b-41

Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet
In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen: Ze namen hen dus mee en brachten hen voor het Sanhedrin. De hogepriester vroeg hun: ‘Hebben we u niet ten strengste verboden onderricht te geven met een beroep op deze naam? Toch is Jeruzalem door uw toedoen vol van uw leer; u wilt zeker het bloed van die man op ons laten neerkomen?’ Daarop gaf Petrus namens de apostelen ten antwoord: ‘God moet men meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus tot leven gewekt, die u vermoord had door Hem aan een kruis te hangen. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Wij zijn daarvan de getuigen, samen met de heilige Geest, die God gegeven heeft aan wie Hem gehoorzamen.’
Maar men verbod de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelden hen in vrijheid. Zij verlieten het Sanhedrin, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van de Naam.

Johannes 21, 1-19

Jezus verschijnt bij het meer van Tiberias
Daarna heeft Jezus zich nog eens aan zijn leerlingen geopenbaard, bij het Meer van Tiberias. Dit geschiedde als volgt. Bij elkaar waren: Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen. Simon Petrus zei tegen hen: ‘Ik ga vissen.’ ‘Dan gaan wij mee’, antwoordden ze. Ze gingen dus op weg en klommen aan boord, maar die nacht vingen ze niets. Toen het intussen morgen was geworden, stond Jezus aan de oever, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Hij riep hun toe: ‘Vrienden, hebben jullie soms iets te eten?’ ‘Nee’, riepen ze terug. ‘Werp dan het net uit, rechts van de boot,’ zei Hij, ‘daar zul je wel iets vinden.’ Ze wierpen het net uit, en er zat zo’n massa vis in dat ze niet meer bij machte waren het op te halen. Daarop zei de leerling van wie Jezus hield tegen Petrus: ‘Het is de Heer.’ Nauwelijks had Simon Petrus gehoord ‘Het is de Heer’, of hij schortte zijn kiel op - het enige wat hij aan had - en sprong in het water, terwijl de andere leerlingen met de boot kwamen - ze waren niet ver meer uit de kust, slechts een tweehonderd el - en het net met de vissen achter zich aan sleepten. Toen ze aan land waren gestapt, zagen ze dat er een houtskoolvuur was aangelegd, met vis erop en brood ernaast. Jezus zei tegen hen: ‘Breng wat van de vis die jullie zojuist gevangen hebben.’ Simon Petrus ging dus weer aan boord en sleepte het net aan land. Het zat vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks, en ondanks die enorme hoeveelheid scheurde het net niet. Daarna zei Jezus: ‘Kom nu en eet.’ Geen enkele leerling durfde Hem te vragen: ‘Wie bent U?’ Ze wisten nu dat het de Heer was. Toen nam Jezus het brood en gaf het hun, en zo ook de vis. Dit was de derde keer dat Jezus zich aan zijn leerlingen openbaarde sinds zijn opwekking uit de doden.

Petrus, de herder van Jezus’ kudde
Toen ze gegeten hadden vroeg Jezus aan Simon Petrus: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief, meer dan de anderen hier?’ ‘Ja, Heer,’ zei hij, ‘U weet dat ik van U houd.’ Daarop zei Jezus: ‘Zorg dan voor mijn kudde.’ Nogmaals vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?’ ‘Ja, Heer,’ zei hij, ‘U weet dat ik van U houd.’ Daarop zei Jezus: ‘Wees dan een herder voor mijn schapen.’ Nog een derde keer vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van Mij?’ Het deed Petrus pijn dat Hij hem voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield, en hij zei: ‘Heer, U die alles weet, U beseft toch wel dat ik van U houd.’ Daarop zei Jezus: ‘Zorg dan voor mijn schapen. Waarachtig, Ik verzeker je: als jongeman deed je zelf je gordel om en je ging de weg die je zelf wilde; als je oud bent zul je je armen uitstrekken en je gordel laten omdoen, en je zult een weg gaan die je zelf niet wilt.’ Hiermee kondigde Hij aan door wat voor dood Petrus God zou verheerlijken. En na deze voorspelling zei Hij tegen hem: ‘Volg Mij.’

Archief preken