Preek 5de zondag van het jaar 2016, C
Eerste lezing: Jesaja 6,1-2a.3-8
Evangelie: Lucas 5,1-11
De beide lezingen van deze zondag zijn roeping verhalen. Jesaja wordt in de eerste lezing geroepen om profeet te worden. In een overweldigend visioen ziet hij Gods heerlijkheid. Serafs zingen daarbij het sanctus, het ‘heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten’. Even lijkt het erop alsof Jesaja daarbij als mens in het niets wegvalt. Maar dan komt die grote God met een vraag: “Wie zal Ik zenden?”? In deze wereld kan of wil die grote God niet werken zonder mensen. En gesterkt door die vraag durft Jesaja ja te zeggen op zijn roeping. Hij weet zich door God geruggensteund als hij de stem van zijn geweten laat spreken. Misschien is het goed om hier aan te denken wanneer wij het sanctus zingen.
In het evangelie roept Jezus zijn eerste leerlingen. En ook dan horen we dat Simon Petrus evenals Jesaja overweldigd wordt door de goddelijke kracht die in dit geval van Jezus uitgaat. Zelf vangt hij bij het vissen niets, maar op het woord van Jezus zijn de netten overvol. Ook Petrus voelt zich een kleine mens die weet dat hij op eigen kracht nooit aan de roeping van Jezus kan beantwoorden. Maar als hij Jezus durft te volgen, dan is het omdat ook Hij zich gesterkt weet door diens oproep: Kom en volg mij. Jezus heeft andere mensen nodig om zijn droom - het vestigen van Gods wereld, -mogelijk te maken.
Lukas vertelt dit verhaal van de visvangst, omdat dit gebeuren exemplarisch is voor de roeping van ieder die zich leerling van Jezus wil noemen. Je bent blijkbaar geen christen door geboorte in een christelijke omgeving of door de doop, maar door antwoord te geven op een roeping. En die roeping ontstaat op het moment dat je overweldigd wordt door de lengte de breedte de hoogte en de diepte van het leven en je tegelijk die stem hoort: jou heb ik nodig. Jou heb ik nodig in deze chaotische en vaak demonische wereld om daar een menselijke wereld van te maken.
Volgens de beide lezingen van vandaag is het niet goed om het leven maar op je af te laten komen, of om ontmoedigd bij de pakken neer te zitten omdat de krant van morgen hetzelfde is als ‘Den Haag vandaag’ of gemaakt wordt door Pauw en Jinek. Nee, u en ik zijn nodig om deze wereld leefbaar te maken.
Wij worden uitgedaagd om de handen uit de mouwen te steken; we hebben een taak, een opdracht om ons leven vruchtbaar te maken. We moeten onze kansen grijpen en dat betekent keuzes maken vanuit het besef dat het leven meer is dan wagen en winnen. Dat geldt voor ons persoonlijk, maar dat geldt zeker ook in het groter geheel voor ons als kerkgemeenschap en als samenleving. Er is niets zo gevaarlijk als ontmoediging, het niet meer zien zitten, niets meer verwachten van de dag van morgen. Een aantal jaren geleden heette dat doemdenken.
Ik denk dat we het als kerkgemeenschap nog steeds moeten hebben van onze roeping, zoals die in beide lezingen van vandaag wordt verwoord. En al zijn we in de huidige samenleving misschien niet meer dan zaad en desem, ik denk dat we nog steeds sterke impulsen kunnen geven aan de opbouw van een menswaardige wereld. En ik zou daar ook heel concrete voorbeelden van kunnen geven. Kijk maar naar de opvang van vluchtelingen, de mantelzorg, de hulp aan de derde wereld, vrijwilligerswerk. Gelukkig staan kerkmensen daar nog steeds in de voorhoede.
Leven vanuit je roeping, luisteren naar de stem van je geweten en op grond daarvan keuzes maken, dat is niet eenvoudig, zeker niet wanneer je in die roeping, in de stem van je geweten, de stem van God beluistert.
Maar als gelovige kun je niet anders en het maakt je meer mens.
Amen
Schilder Raffaello Sanzio (ca. 1483 - 1520)
Kunstenaar: Pieter van Aelst (ca. 130 x 100 cm)
Te bezichtigen in Vaticaanse Musea, Rome
De wandtapijt schildering ‘Wonderbare visvangst’ is één van de tien wandtapijten door Pieter van Aelst als een kopie van de kartonschilderingen van Rafael.
Jezus heeft bij het meer van Tiberias de menigte toegesproken. Dan vraagt hij aan de visser Simon Petrus, om zijn netten nog eens uit te gooien. De vangst is overvloedig en de boten zijn tot zinkens toe gevuld. We zien ook Simon op z’n knieën voor Jezus.
De kraanvogels in de voorgrond symboliseren de waakzaamheid van de paus, de stad op de achtergrond is Rome zelf. Het meer reflecteert de personages. De felle zon op de geweven versie suggereert een ander tijdstip van de dag dan op Rafaëls karton. Ook de planten op de voorgrond zijn door de wevers toegevoegd.
Lucas 05, 01-11
Roepingsvisioen van Jesaja
In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon. De sleep van zijn mantel vulde heel de tempel. Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes vleugels: twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken, twee om te vliegen.
Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de Heer van de machten; en heel de aarde is vol van zijn heerlijkheid.’ De deurpinnen in de dorpels schudden van het luide geroep en de tempel stond vol rook. Ik zei: ‘Wee mij! Ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen, ik woon onder een volk met onreine lippen en ik heb met eigen ogen de koning, de Heer van de machten gezien!’ Maar één van de serafs vloog op mij af met een gloeiende* kool, die hij met een tang van het altaar had genomen, hij raakte er mijn mond mee aan en sprak: ‘Zie, nu dit uw lippen heeft aangeraakt, is uw zonde verdwenen, en uw schuld bedekt.’ Daarop hoorde ik de stem van de Heer: ‘Wie zal Ik zenden, wie zal in onze naam gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, zend mij.’
Roeping van enkele vissers
Toen Hij aan het meer van Gennesaret stond en de mensenmenigte zich om Hem verdrong om het woord van God te horen, zag Hij twee boten bij het meer liggen. De vissers waren van boord gegaan en spoelden de netten. Hij stapte in een van die boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van het land af te varen. Hij ging zitten en vanuit de boot gaf Hij de mensen onderricht. Toen Hij uitgesproken was zei Hij tegen Simon: ‘Vaar nu het meer op naar diep water. Daar moeten jullie je netten uitwerpen.’ ‘Meester,’ antwoordde Simon, ‘de hele nacht hebben we ons al afgetobd zonder iets te vangen. Maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen.’ Dat deden ze en ze vingen zo’n massa vis dat hun netten ervan scheurden. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Die kwamen, en beide boten vulden ze tot zinkens toe. Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op z’n knieën voor Jezus en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, ik ben een zondig mens.’ Want schrik had hem, en allen die bij hem waren, bevangen, vanwege de vissen die ze samen gevangen hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Maar Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang. Voortaan zul je mensen vangen.’ Ze brachten de boten aan land, lieten alles achter en volgden Hem.
De Digidulfke uitgave oktober 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal
75 Jaar H. Antoniuskerk én 60 jaar Lidwinakoor
Goede Doelen Week / Vastenactie