Kies uw kerk

Preek van de week

2021-02-28. We komen erbovenop

Verhaal 2de zondag in de veertigdagentijd 2021, A

Eerste lezing: Genesis 22, 1-2.9a. 10-13. 15-18
Evangelie: Marcus 9, 2-10

          De bijbel heeft iets met bergen en visioenen. Als er bergen worden beklommen en afgedaald zijn we op voorhand gewaarschuwd. De berg is een soort code. Wie de code kent, weet ook waar het verhaal over gaat. Neem nu de eerste lezing. Abraham moet zijn zoon Isaak offeren op de berg. Zonder code kun je meteen de protesten voorspellen. Wat is dat voor een God, die een vader opdracht geeft om zijn zoon te offeren? De verontwaardiging is aanstonds zo groot, dat niemand het verhaal nog rustig kan lezen.

Maar wie de code verstaat, heeft de verontwaardiging niet nodig. We lezen namelijk in het verhaal een belangrijk zinnetje: “Wij komen naar jullie terug!". Abraham is er dus zeker van, dat het offeren van Isaak niet gelijk staat met het slachtofferen van zijn zoon. Hij zegt duidelijk: “Wij”, dus ik en mijn zoon, zullen hier weer terugkomen.

 De rabbijnen noemen het gebeuren van Abraham en Isaak daarboven op de berg de ‘AKEDA’. Dat betekent: ‘de binding van Isaak’. Wie of wat wordt gebonden? Wie of wat wordt waaraan of aan wie gebonden? Waarom bevinden we ons boven op de berg? Isaak is de toekomst van zijn vader en moeder, maar ook de toekomst en de bondgenoot van God. Vanaf de berg zie je vele horizonten, zie je wat voor je ligt, zie je toekomst.

Marcus 9, 2-10

Marcus 9, 2-10

De aartsvaders en -moeders waren kwetsbaar. Daarom bindt Abraham zijn zoon, zijn toekomst en de gang van het godsvolk de eeuwen door, vast aan God. “Wees ons een toekomst en geef mij, ons, een gezegend heden”, zegt Abraham hiermee. Zo'n ervaring heeft de betekenis van een visioen. Je komt tot rust en wordt een toestand van vrede gewaar: er is toekomst!

Maar eenvoudig of vanzelfsprekend is zo'n toewijding niet. Absoluut niet. Je toekomst aan God ter hand stellen kun je, volgens de Schrift, verstandelijk maar vooral emotioneel vergelijken met het offeren van je bloedeigen kind. Een mens heeft ook tijd nodig om tot zo'n stap te komen. Vroeg of laat komt het moment dat ouders ontdekken, goedschiks of kwaadschiks, dat hun kinderen eigen wegen zoeken, en dat zij hen daarbij moeten laten gaan. Gelovigen mensen zullen eens moeten ontdekken, goedschiks of kwaadschiks, dat hun grenzen door het heden worden bepaald. Abraham heeft het ons geleerd!

Om te besluiten. Misschien mogen we weer leren zeggen: “Hier ben ik, hier zijn wij!” Misschien mogen we leren weer op weg te gaan. Toen Abraham daar ging met Isaak, zijn zoon, vroeg deze: “Waar is eigenlijk het brandhout voor het offer?” Als wij zo gaan, zeggen de mensen om ons heen: “Hoe willen jullie dat dan gaan doen in de toekomst? Wat voor Kerk zijn jullie?” Zulke vragen zijn als een berg, waar je tegenop moet. Dan rest ons maar één visioen: 'God zal voorzien en we komen erbovenop!’.



          Amen

Afbeelding: De Transfiguratie

Door: Giovanni Bellini (1430 - 1516)
          Afmetingen: 116x 154 cm
          Techniek: olieverf op paneel
          Datum: ca. 1480

          Te bezichtigen in: museum di Capodimonte, Napels, Italië.

De samenstelling is gericht op Christus en de profeten Elias en Mozes, die in bovennatuurlijke verlichting en scherpte zijn geschilderd. De apostelen, die op de grond liggen overwegen het wonder, reagerend op de stralende figuren, het gewaad en samengesteld uit oker die integreren in het omringende landschap. Op de achtergrond een panorama van bergen met verschillende gebouwen en in de verte wandelaars en herders. Bellini schildert de stam van een dode boom en een balustrade, gevormd door stokken, dat hun beschermt tegen de steile open kloof naast de weg. Dit is symbolisch voor de uitleg die Jezus heeft gegeven dat hij uit de doden zou opstijgen.

Genesis 22, 1-2.9a. 10-13. 15-18

De beproeving van Abraham
Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. ‘Abraham!’ zei hij. ‘Ik luister,’ antwoordde Abraham. ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal.'
Toen ze waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, op het hout.
Toen pakte hij het mes om zijn zoon te slachten. Maar een engel van de Heer riep vanuit de hemel: ‘Abraham, Abraham!’ ‘Ik luister,’ antwoordde hij. ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets! Want nu weet ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.’ Toen Abraham opkeek, zag hij een ram die met zijn horens verstrikt was geraakt in de struiken. Hij pakte het dier en offerde dat in de plaats van zijn zoon.
Toen sprak de engel van de Heer opnieuw vanuit de hemel tot Abraham. Hij zei: ‘Ik zweer bij mijzelf - spreekt de Heer: Omdat je dit hebt gedaan, omdat je mij je zoon, je enige, niet hebt onthouden, zal ik je rijkelijk zegenen en je zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn en zandkorrels op het strand langs de zee, en je nakomelingen zullen de steden van hun vijanden in bezit krijgen. En alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jouw nakomelingen. Want jij hebt naar mij geluisterd.’

Evangelie: Marcus 9, 2-10

Jezus met Mozes en Elia
Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar Hij met hun alleen was. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, en zijn kleren werden schitterend wit, zoals geen bleker op aarde ze maken kan. Elia verscheen hun, samen met Mozes, in gesprek met Jezus. Petrus zij daarop tegen Jezus: ‘Rabbi, het is maar goed dat wij hier zijn; laten we drie hutten maken, een voor U, en voor Mozes een, en voor Elia een.’ Want hij wist niet wat hij hierop moest zeggen; zo vol ontzag waren ze. Er kwam een wolk die hun overdekte, en er klonk een stem uit de wolk: ‘Dit is mijn geliefde Zoon; luister naar Hem!’ Toen ze rondkeken zagen ineens niemand meer, alleen Jezus, was bij hen. Terwijl ze van de berg afdaalden, bezwoer Hij hun niemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan. Dit woord grepen ze aan om onder elkaar te bespreken waarop dat ‘uit de doden opstaan’ sloeg.

Archief preken