Kies uw kerk

Preek van de week

2020-02-16. Spreken is doen, en doen is spreken

        Preek 6de zondag van het jaar, A

Eerste lezing: Jezus Sirach 15, 15-20

Evangelie: Matteüs 5, 17-37

In het evangelie van vandaag hoorden we Jezus zeggen: “Als je jouw gave offert op het altaar en jij je dáár herinnert dat je zuster of broeder iets tegen je heeft, láát je gave daar voor het aanschijn van het altaar en ga eerst heen: verzoen je met je zuster of broeder en dan kun je komen en je gave offeren”?.

Als je op weg bent naar het altaar…. Dat betekent: als je op weg bent naar God of: als je probeert de weg naar God te(rug) vinden…. Het altaar is in de bijbel de aanduiding voor Gods aanwezigheid onder de mensen, in het bijzonder die mensen, die behoren tot zijn volk. Daarmee zijn Israël en de volgelingen van Jezus bedoeld. Het altaar in onze katholieke betekenis is symbool van: - het lichaam van Christus, - de offerplaats voor brood en wijn en - wij als gemeenschap van Christus.

En wie is dan die zuster of broeder, met wie je op weg bent? Ook die symbolische broeders vinden we terug in veel Bijbelse verhalen. Denk eens aan Kaïn en Abel, Jakob en Esau, de verloren zoon en zijn oudste broeder. Jakob was verantwoordelijk voor Esau, Kaïn voor Abel, de oudste broeder voor de verloren zoon. ‘Waar is je broeder?’, vraagt God. En als we zouden antwoorden: ”?Ben ik soms de hoeder van mijn broeder?”?, dan zal God verbijsterd vragen: “Wát heb je gedaan?”?.

De roeping van de oudste en menig ander Bijbelse figuur is het verhaal van de opdracht van Gods volk, en van datgene waartoe wij zijn geroepen. Wij, hier bijeen, wij leerlingen van Jezus, zijn geroepen om door onze manier van leven en van omgaan met elkaar, barmhartigheid en bevrijding te laten zien. Juist als broeders en zusters rond Jezus zullen wij aan de volken van deze wereld bekendmaken dat er een samenleving van gerechtigheid en vrede, wederzijdse dienstbaarheid en nabijheid mogelijk is.

Mattheus 5, 17-37

Mattheus 5, 17-37

We kennen dit ook uit onze eigen katholieke Kerk, denk maar aan uw jeugd. Maar daar blijft het niet bij. Ook in ons eigen dagelijks leven, als ook in de politiek worden steeds maar nieuwe regels en wetten gemaakt. We verstenen. Het is als met die enorme ijsmassa die langzaam aan het scheuren is. Het is niet het resultaat van één feit en één gevoel en één dag, maar ze is al weken, maanden, misschien zelfs jaren aan het breken.
Net als de breuk van de ijsmassa iets innerlijks is, zo mogen de woorden van Jezus ons innerlijk raken.
Wij zijn dus als Gods volk met de wereld op weg, onderweg naar het altaar, naar God. Wij kunnen daar niet verschijnen voordat we onze roeping hebben vervuld. Met andere woorden: we kunnen ons niet voor Gods aanschijn opstellen als wij onze zusters en broeders in de wereld niet meebrengen.

Om over na te denken. God zal ons vragen: “Waar is je broeder? Waar is de wereld? Waar zijn de volken? Ik heb jullie toch een zending meegegeven!”? Wij zijn de hoeder van onze broeder, onze zuster, onze wereld. De vraag is? Willen wij met lege handen voor Gods altaar verschijnen? Als het antwoord daarop NEE is, kom dan met je gave naar het altaar. Want spreken is doen, en doen is spreken.

Jezus Sirach 15, 15-20

        Verantwoordelijkheid voor zonden.
Als je wilt, kun je de geboden onderhouden en het is verstandig te doen wat Hem behaagt. Hij heeft vuur en water voor je neergezet: je kunt je hand uitstrekken naar wat je verkiest. Vóór de mensen liggen het leven en de dood, en dat waar een mens genoegen in schept. Want groot is de wijsheid van de Heer; zijn macht is geweldig en Hij ziet alles. Zijn ogen zijn gericht op degenen die Hem vrezen en iedere daad van de mens is Hem bekend. Hij heeft niemand de opdracht gegeven te zondigen en Hij heeft niemand toestemming gegeven kwaad te doen.

Evangelie: Matteüs 5, 17-37

       Wet en profeten vervullen
Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om ze op te heffen, maar om ze te vervullen. Want Ik verzeker jullie; eer hemel en aarde vergaan, zal er niet één punt of komma van de wet afgaan voor het allemaal gebeurd zal zijn. Wie één van die geringste geboden ontkracht en dat de mensen leert, zal de geringste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet méér betekent dan die van de Schriftgeleerden en farizeeën, zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.

        Maar Ik zeg jullie …
Jullie hebben gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult niet doden. Wie doodt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Maar Ik zeg jullie: ieder die zijn broeder een kwaad hart toedraagt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Wie “leeghoofd”? zegt tegen zijn broeder, zal uitgeleverd worden aan het Sanhedrin. En wie “domkop”? zegt, zal uitgeleverd worden aan het hellevuur. Dus als je je offergave naar het altaar brengt, en je herinnert je daar dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan je offergave daar voor het altaar achter, en ga je eerst verzoenen met je broeder, en kom dan terug om je offergave te brengen. Wees je tegenpartij welgezind zolang het nog kan en zolang je met hem onderweg bent, opdat je tegenpartij jou niet uitlevert aan de rechter, en de rechter aan de gerechtsdienaar, die je in de gevangenis zet. Ik verzeker je, je zult daar niet uitkomen voor je de laatste cent hebt betaald. Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: U zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg jullie: ieder die begerig naar een vrouw kijkt, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd. Maar als je rechteroog je doet struikelen, ruk het dan uit en gooi het weg. Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat heel je lichaam in de hel wordt gegooid. En als je rechterhand je doet struikelen, hak haar dan af en gooi haar weg. Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat heel je lichaam naar de hel gaat. Ook is er gezegd: Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief geven. Maar Ik zeg jullie: ieder die zijn vrouw verstoot, behalve in geval van ontucht, brengt haar tot echtbreuk, en wie trouwt met een vrouw die is verstoten, pleegt echtbreuk. Verder hebben jullie gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult uw eed niet breken, maar u houden aan uw eed voor de Heer. Maar Ik zeg jullie helemaal niet te zweren. Niet bij de hemel, omdat die de troon van God is. Niet bij de aarde, omdat die zijn voetbank is. Niet bij Jeruzalem, omdat dat de stad is van de grote koning. Zweer ook niet bij je eigen hoofd, omdat je niet één haar wit of zwart kunt maken. Maar je ja zij ja en je nee zij nee. Wat daar nog bij komt, is uit den boze.

Archief preken