Kies uw kerk

Preek van de week

2019-04-20. Als wij omkijken

Paaszaterdag 2019, C

 

Eerste lezing: Genesis: 22, 1-19

Evangelie: Lucas 24, 1-12

Persoonlijk vind ik dat de keuze van het evangelie wel een beetje meer ‘overtuigend’  en ‘medewerkend’  had kunnen zijn voor ons geloofsleven. Een engel, vluchtende bewakers en twee vrouwen die stand hielden. En dan het advies van de engel”?: “Hij is niet hier, maar in Galilea. Hij is Verrezen!”?.

Eigenlijk wilde de engel ook nog iets anders. Hij wilde de vrouwen aan de belofte van Jezus herinneren en het vertrouwen, dat Hij en zij zouden verrijzen. Verrijzenis kwam na al die pijn..., al die dood…. Want de eerste leerlingen van Jezus zagen zijn verschrikkelijke pijn en dood, ze konden zich daar door moeilijk de belofte van de verrijzenis ‘herinneren’.

Zo was de aarde in het begin één grote chaos. Water en vuur hadden hun plaats nog niet gekregen. Maar God keek al om en Hij zag dat het goed was! Wat werd Abraham op de proef gesteld! De opdracht krijgen je enig geliefde te offeren; verschrikkelijk. Toen Abraham jaren later terug kon kijken, zag hij niet het offer, maar wel de belofte! En hij wist dat het goed was.

En nu wij. De pijn en het lege graf waar we naar kijken maakt het ook voor ons moeilijk ons de verrijzenis te ‘herinneren’. Hoeveel mensen hebben niet heel veel te verduren, ook onder ons. Meerdere mensen heb ik horen zeggen: "Dit is te veel voor me. Wat in het verleden gebeurd is, heb ik nog kunnen dragen, maar dit is te erg!" Die mensen spreken zich uit als in een klaagpsalm. We vragen God. Zoals vele mensen voelen we ook meer dan eens, dat ons geloof op de proef wordt gesteld. We proberen te vertrouwen op de belofte van God en hopen dat de verrijzenis van de Heer ook onze verrijzenis zal zijn. We zijn dan als de mensen bij het graf, die proberen zich allerlei dingen te ‘herinneren’.

Lucas 24, 1-12

Lucas 24, 1-12

Met de vrouwen kijken we in het lege graf en we luisteren naar het goede advies. We kijken als het ware om, onze toekomst in. Vele goede woorden en mooie herinneringen, ze maken ons leven uit. Ze ondersteunen ons en zorgen dat we nooit meer om hoeven te kijken. Want we wachten in blijde verwachting op de komst van onze verlosser Jezus Christus. Dat is vooruit zien door om te kijken…

 

Zalig Pasen.
 

Afbeelding: De heilige Vrouwen bij het Graf

        Afmetingen: 87.6 x 107.3 cm

Datum: 1499

Door: Peter Paul Rubens, Vlaams, (1577-1640)

Eigendom van het: Norton Simon Museum, Pasadena, Californië, USA

Het Schilderij is nu in het Vaticaan.

De vrouwen brengen een bezoek aan het graf van Christus en worden begroet door twee engelen, omringd door een brandend licht van hemelse uitstraling.

De engelen brengen het verbazingwekkende nieuws van de opstanding. Elke vrouw reageert anders op de wonderbaarlijke aankondiging. Ze overwegen de diepere betekenis van wat ze hebben gehoord.

Rubens werken staat onder invloed van de Romeinse kunst, Rubens geeft een diep beeldhouwkundig effect aan deze aangrijpende voorstelling. Met behulp van zeer ronde vormen, met duidelijke contouren en rijke kleuren, creëert hij een ritmisch golvende beweging.
Hoewel de exacte identiteit van elk figuur onderdeel is van discussie, heeft recent debat overtuigend gesuggereerd dat de vrouw die haar ogen afschermt met haar sluier Maria Magdalena is. De centrale figuur is de Maagd Maria, waarvan de vorm rechtstreeks is afgeleid van de Romeinse "pudicitia".

Genesis: 22, 1-19

        De beproeving van Abraham
Hierna gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tegen hem: ‘Abraham.’ En hij antwoordde: ‘Hier ben ik.’ Hij zei: ‘Ga met Isaak, uw zoon, uw enige, die u liefhebt, naar het land van de Moria, en draag hem daar, op de berg die Ik u zal aanwijzen, als brandoffer op.’ De volgende ochtend zadelde Abraham zijn ezel, nam twee knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, en kloofde hout voor het brandoffer. Daarna ging hij op weg naar de plaats die God hem aangewezen had. Op de derde dag zag Abraham in de verte de plaats liggen. Toen zei Abraham tegen zijn knechten: ‘Jullie blijven hier bij de ezel; ik ga met de jongen daarginds heen. Nadat wij ons in aanbidding neergebogen hebben, komen wij weer terug.’ Daarop liet Abraham zijn zoon Isaak het hout voor het brandoffer dragen; zelf droeg hij het vuur en het offermes. Zo gingen zij samen op weg. Toen zei Isaak tegen zijn vader Abraham: ‘Vader.’ Hij antwoordde: ‘Hier ben ik, mijn zoon.’ Isaak zei: ‘Wij hebben wel vuur en hout, maar waar is het offerdier?’ Abraham antwoordde: ‘God zelf zal wel voor het offerdier zorgen, mijn zoon.’ En samen gingen zij verder. Toen zij de plaats die God hem had aangewezen bereikten, bouwde Abraham daar een altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, bovenop het hout. Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon te offeren, riep de engel van de Heer hem vanuit de hemel toe: ‘Abraham, Abraham!’ En hij antwoordde: ‘Hier ben ik.’ En Hij zei: ‘Raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets! Ik weet nu dat u God vreest, want u hebt Mij uw zoon, uw enige, niet willen onthouden.’ Abraham keek om zich heen en zag een ram die met zijn hoorns in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op, in plaats van zijn zoon. Abraham noemde die plaats ‘de Heet ziet’; vandaar dat men nu nog zegt: ‘Op de berg van de Heet laat Hij zich zien.’ Toen riep de engel van de Heer voor de tweede maal uit de hemel tot Abraham en zei: ‘Bij Mijzelf heb Ik gezworen - godsspraak van de Heer - omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden, zal Ik u overvloedig zegenen en uw nakomelingen even talrijk maken als de sterren aan de hemel en de zandkorrels aan het strand van de zee. Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezitten. Om uw zaad zullen alle geslachten van de aarde zich gezegend noemen, omdat u naar mijn stem hebt geluisterd.’ Daarop keerde Abraham naar zijn knechten terug; samen gingen zij naar Berseba. En Abraham bleef in Berseba wonen.

Lucas 24, 1-12

        De vrouwen bij het graf; hun getuigenis
Op de eerste dag van de week gingen ze ’s morgens heel vroeg naar het graf, met de kruiden die ze hadden klaargemaakt. Ze vonden de steen weggerold van het graf en gingen naar binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Opeens stonden er twee mannen voor hen in stralend witte kleren. Daar schrokken ze van en ze sloegen hun ogen neer, maar zij zeiden: ‘Waarom zoekt u de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is tot leven gewekt. Vergeet niet wat Hij u destijds in Galilea heeft gezegd: De Mensenzoon moet overgeleverd worden in handen van zondaars, gekruisigd worden en op de derde dag weer opstaan.’ Toen herinnerden ze zich zijn woorden. Ze keerden van het graf terug naar huis en vertelden dat alles aan de elf en aan alle anderen. Het waren Maria van Magdala, Johanna en Maria van Jakobus en de overige vrouwen die bij hen waren. Ze vertelden het dus aan de apostelen, maar in hun ogen was het onzin wat de vrouwen zeiden, en ze geloofden hen niet. Toch holde Petrus naar het graf, en toen hij er een blik in wierp zag hij alleen de linnen doeken. Hij ging terug naar huis, verbaasd over wat er gebeurd was.

Archief preken