24ste zondag door het jaar, C
Eerste lezing: Exodus 32, 7-11. 13-14
Evangelie: Lucas 15, 1-32
Wat herkenbaar zijn de verhalen die we hoorden. Mensen die bij de grote berg wachten op God, zoals velen van ons dat ook doen bij een topervaring, als je iets bijzonders hebt meegemaakt in positieve of negatieve zin. Mozes was de enige die met God kon spreken, maar Mozes kwam niet terug. Mensen houden niet van wachten, nu niet, toen niet; het maakt je onrustig, onzeker. En dan staan er enkelen op die het heft in handen nemen: wie niet sterk is moet sterk worden, hoorden we. Wij zijn sterk en krachtig. Dus God is sterk en krachtig.
Toen ik dit hoorde dacht ik bij mezelf: wat zullen de mensen gedacht hebben, die zich op dat moment niet sterk en krachtig voelden? En dan wordt de gouden kalf gemaakt. Het wordt een god van goud, die als een zeepbel uit elkaar spat, als Mozes eindelijk terugkomt van God. Hij is woedend en verdrietig, niet om dat beeldje, maar om wat er in de hoofden van de makers van dit beeld speelt. Mozes denkt wel aan de zwakken, de armen, de kinderen en de oude mensen. Zou dit 'denken aan' uit hemzelf komen, of omdat hij net met God heeft gesproken?
Het tweede verhaal begint met mensen die fouten maken in hun leven. Tollenaars en zondaars, en over mensen die dat niet doen, door en door fatsoenlijke mensen, minstens aan de buitenkant. Zij vinden het maar niets, dat Jezus met tollenaars en zondaars omgaat. Nog erger, dat Jezus hen ontvangt en met hen eet. Jezus hoort hun gemor, dat Hij al zo vaak gehoord heeft. Hij reageert met twee verhalen, waarin een man en een vrouw, dus mensen zoals wij, de hoofdrol spelen. Jezus betrekt ons erbij met de woorden: welke man, welke vrouw zou niet…
Lucas 15, 3-10
Zouden wij echt op zoek zijn gegaan naar dat ene verloren schaap? Of denken we: het is er maar één van de honderd. En wat dat zilverstuk betreft: och, er komt wel weer een nieuwe. Mij valt op dat zowel de man als de vrouw uiterst betrokken zijn op het verlorene. Ze doen niet alleen alles om het terug te vinden, maar halen er hun vrienden en buren bij als ze het verlorene hebben gevonden; zo blij zijn ze.
Jezus was zo'n mens, Mozes was zo'n mens. In hun gedrag laten ze ons een glimp van God zien. God is geen gouden kalf, maar Iemand die zo van zijn mensen houdt, dat Die naar je blijft zoeken. Simpelweg omdat God je niet kan missen. Jezus hoopt en dat doet Hij niet stiekem, dat de blijdschap die gedeeld wordt met vrienden en buren -als iemand wordt teruggevonden- aanstekelijk werkt. Dat ook onder ons het besef groeit, dat wij bij elkaar horen, wij hier, en ieder die met ons deze wereld bewoont.
Wat mogen wij vandaag meenemen? Als ik het goed begrijp. Wanneer er één mens zoek raakt, heeft dat ook gevolgen voor de negenennegentig anderen: we zijn niet meer compleet. Is dat niet het uitgangspunt? God wil dat we compleet zijn en dat niemand verloren gaat!
Amen
Door: James Tissot (1836 - 1902)
Datum: 1886 - 1894
Afmetingen: 12.7 x 16.8 cm
Techniek: Dekkende waterverf op grafiet op grijs gevlochten papier
Locatie: Brooklyn Museum, New York, USA
Het stierkalf
De Heer sprak tot Mozes: ‘Ga nu naar beneden, want het volk dat u uit Egypte hebt geleid, is tot zonde vervallen. Ze zijn nu al afgeweken van de weg die Ik hun had voorgeschreven: ze hebben een stierkalf gemaakt, ze buigen zich daarvoor neer, ze dragen er offers voor op en schreeuwen: “Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid.”? ’. Ook sprak de Heer tot Mozes: ‘Ik zie nu hoe halsstarrig dit volk is. Laat Mij begaan, dan zal Ik hen in mijn brandende toorn vernietigen. Maar van u zal Ik een groot volk maken.’ Mozes trachtte de Heer zijn God gunstig te stemmen en vroeg: ‘Waarom, Heer, zou U uw toorn laten woeden tegen uw volk, dat U met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid?
Denk aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie U onder ede beloofd hebt: “Ik zal uw nakomelingen talrijk maken als de sterren aan de hemel, en heel het land waarover Ik heb gesproken zal Ik uw nakomelingen voor altijd in bezit geven. Het zal voor eeuwig hun erfdeel zijn.”? ’. Toen zag de Heer af van het onheil waarmee Hij zijn volk had bedreigd.
Kritiek op Jezus’ omgang met zondaars
Telkens kwamen alle tollenaars en zondaars naar Hem luisteren. De farizeeën en Schriftgeleerden spraken daar schande van en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’
Gelijkenis van een verloren schaap en een verloren drachme
Maar Hij vertelde hun deze gelijkenis: ‘Als een van u honderd schapen heeft en er één van verliest, laat hij dan niet de negenennegentig andere schapen in de eenzaamheid achter om op zoek te gaan naar het verloren schaap, totdat hij het vindt? En als hij het gevonden heeft, neemt hij het vol blijdschap op zijn schouders; thuisgekomen roept hij zijn vrienden en buren en zegt hun: “Deel in mijn blijdschap want ik heb mijn verloren schaap weer teruggevonden.”? Ik zeg u, zo zal er in de hemel meer blijdschap zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben. Of als een vrouw die tien drachmen heeft, er één verliest, steekt ze dan niet een lamp aan, veegt het huis en zoekt zorgvuldig totdat zij die drachme vindt? En als zij die gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren en zegt: “Deel in mijn blijdschap, want de drachme die ik verloren had, heb ik teruggevonden.”? Zo, zeg Ik u, is er blijdschap bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert.’
Gelijkenis van een vader met twee zonen
Hij zei: ‘Iemand had twee zonen. De jongste zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij mijn deel van de erfenis.”? En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. Niet lang daarna vertrok de jongste zoon met al zijn bezit naar een ver land, waar hij het verkwistte in een losbandig leven. Toen hij alles opgemaakt had, kwam er een zware hongersnood over dat land en ook hij begon gebrek te lijden. Hij zwierf rond tot hij in dienst trad bij een van de inwoners van dat land; die stuurde hem het veld in om varkens te hoeden. Graag had hij zijn honger gestild met het voer dat de varkens aten, maar niemand gaf hem wat. Toen kwam hij tot zichzelf en zei: “Zoveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, en ik verga hier van de honger! Ik ga terug naar mijn vader. Ik zal hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u; ik ben het niet meer waard om uw zoon te heten, behandel me als een van uw dagloners.”? En hij ging terug naar zijn vader. Toen hij nog ver van huis was, zag zijn vader hem al en werd ontroerd; snel liep hij op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,”? zei de zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u; ik ben het niet meer waard om uw zoon te heten.”? Maar de vader zei tegen zijn slaven: “Haal vlug de mooiste kleren en trek ze hem aan, doe een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten. Haal het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.”? En het feest begon. Maar zijn oudste zoon was nog op het land. Toen hij naar huis kwam, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van de knechten en vroeg wat er te doen was. Die antwoordde: “Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond en wel terug heeft.”? Toen werd hij kwaad en hij wilde niet binnenkomen. Daarop kwam zijn vader naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. Maar hij gaf zijn vader ten antwoord: “Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”? Maar hij zei : “Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. We moeten feestvieren en blij zijn, want die broer van je was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.”? ’
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal