Kies uw kerk

Preek van de week

2024-03-10. Een gesprek

Preek 4de zondag in de veertigdagentijd, B

          Eerste lezing: 2e boek der Kronieken 36, 14-16. 19-23
          Evangelie: Johannes 3, 14-21

Er wordt wat afgezapt in televisie minnend Nederland. Het gebeurt niet zelden dat je midden in een gesprek belandt. Je weet wel niet meteen waar dat gesprek over gaat, maar wát er gezegd wordt, trekt jouw aandacht, en je blijft luisteren – zonder direct verder te zappen. Welnu, ook in het evangelie van vandaag vallen we zomaar binnen in een nachtelijk gesprek tussen Jezus en Nikodemus, op een moment dat hun gesprek al een eind aan de gang is.

Nikodemus is een hoge Joods-religieuze autoriteit. ’s Nachts gaat hij Jezus opzoeken, en wil op een eerlijke manier te weten komen waar die begeesterende man uit Nazareth voor staat. Wat gelooft Hij, waar leeft Hij van? In het fragment dat de liturgie ons vandaag serveert, staat één zin die dat hele geloof van Jezus én van de evangelist Johannes én van ons, prachtig samenvat: “Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn enig geboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben”.

Het gaat hier dus om een gesprek over geloven, en wat dit inhoudt. Ik zeg wel ‘geloven’ en niet ‘geloof’. Soms is statistiek interessant, zelfs als het gaat over evangelieteksten. Zo hebben specialisten vastgesteld dat het werkwoord ‘geloven’ in het Johannesevangelie 97 keer gebruikt wordt, terwijl het zelfstandig naamwoord ‘geloof’ er geen enkele keer in voorkomt.

Johannes 3, 14-21

Johannes 3, 14-21

Blijkbaar is geloven voor Jezus op de eerste plaats iets dat gedaan wordt en pas daarna iets dat kan omgezet worden in een leer. Geloven is leven naar het voorbeeld van de gelovige Jezus die zijn God en zijn medemensen tot het uiterste toe heeft liefgehad. In die volgehouden trouw van Jezus komt als het ware de betekenis van Gods grenzeloze liefde aan het licht. God vraagt aan elk van ons Jezus’ trouw zelf ook te beleven door Hem na te volgen.

Een vraag. Waarom toch hebben wij ons Christen-zijn en ons geloven zo ingewikkeld gemaakt en maken het nog steeds ingewikkeld? Is geloven niet eenvoudigweg zoals ik het ooit mooi heb horen formuleren: “Geloven veronderstelt luisteren naar de Blijde Boodschap van Jezus om er nadien mee aan de slag te gaan”. Dat ‘aan de slag gaan’, kan heel praktisch zijn.

Johannes gebruikt vandaag zijn geliefkoosd beeldenpaar van licht en duisternis. Licht en duisternis gaan over hoe elk van ons handelt. Licht staat voor degenen die de waarheid doen, en de waarheid is de liefde. Dé levensweg van Jezus die hét Licht der wereld wordt genoemd. Duisternis daarentegen staat voor degenen die slecht handelen. Kijken we maar naar de priesters uit de eerste lezing. Echter, mensen kunnen zich bekeren.

Ik zou willen eindigen met een stukje uit het bekende ‘Lied aan het licht’, van de dichter Huub Oosterhuis: “Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen, of ergens al de wereld daagt, waar mensen waardig leven mogen en elk zijn naam in vrede draagt”. Als ik Jezus probeer na te volgen met goede daden, mag ik mij een kind van het licht weten. Maar er is meer. Het licht zelf kan het kind in mij worden, een innerlijk licht dat uit mijn ogen kijkt.

We hebben niet verder gezapt, maar zijn bij het gesprek gebleven. We kunnen nu de TV uitzetten, om samen aan tafel te gaan.

           Amen

Afbeelding: Christus onderwijst Nikodemus

          Schilder : Rotterdamse schilder Crijn Hendricksz Volmarijn (1604-1645)
          Techniek: Olie op paneel
          Datum: 1640
          Afmetingen (H x B): 92,5 x 125 cm.
          Onderdeel van een particuliere collectie.

 Volgens de Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie was hij een volgeling van Caravaggio.

2e boek der Kronieken 36, 14-16. 19-23

          De regering van sedekia
De koning Sedekia deed wat de Heer, zijn God, mishaagde. Ook weigerde hij zich te bekeren tot God. Ook de voornaamste priesters en het volk zelf vielen in groten getale af; ze bedreven alle gruweldaden van de heidenen en ontwijdden het huis van de Heer, dat Hij geheiligd had in Jeruzalem. De Heer, de God van hun vaderen, werd niet moe hun telkens weer gezanten te sturen, want Hij had medelijden met zijn volk en zijn woonplaats. Maar ze overlaadden de gezanten van God met smaad, sloegen hun waarschuwingen in de wind, en spotten met de profeten, zodat de toorn van de Heer wel onverbiddelijk moest neerkomen op zijn volk.

De Koning stak het huis van God in brand, brak de muur van Jeruzalem af, en alle grote gebouwen van de stad lieten hij in vlammen opgaan, zodat alle kostbaarheden verloren gingen. Iedereen die aan het zwaard ontkomen was, liet hij naar Babel in ballingschap wegvoeren; ze moesten hem en zijn zonen als slaven dienen, totdat het Perzische rijk aan de macht kwam. Zo ging het woord dat de Heer door Jeremia gesproken had in vervulling: ‘Het land zal zijn sabbatjaren vergoed krijgen!’ Het land bleef al die tijd braak liggen en rustte uit, zeventig volle jaren lang.
          Het decreet van kores
In het eerste regeringsjaar van Kores, de koning van Perzië, liet de heer de voorspelling die Hij door Jeremia gedaan had in vervulling gaan. Hij gaf Kores, de koning van Perzië, in, om in heel zijn koninkrijk, mondeling en per brief, een boodschap te doen uitgaan, met de volgende woorden: ‘Zo spreekt Kores, de koning van Perzië: De heer, de God van de hemel, heeft mij alle koninkrijken van de aarde geschonken. Hij heeft mij opgedragen om voor Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Laten al degenen onder u die tot zijn volk behoren, onder de hoede van de heer hun God, terugkeren.’

Evangelie: Johannes 3, 14-21

          Jezus en Nikodemus
Maar evenals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft, zo moet ook de Mensenzoon omhoog worden geheven, zodat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven bezit. Zoveel immers heeft God van de wereld gehouden, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft geschonken, zodat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven bezit. Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te veroordelen, maar om door Hem de wereld te redden. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; maar wie niet gelooft is al veroordeeld, omdat Hij niet geloofd heeft in de naam van de eniggeboren Zoon van God. En dit oordeel bestaat hierin: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen waren meer gesteld op de duisternis dan op het licht, omdat hun daden slecht waren. Wie kwaad doet, haat het licht: hij komt niet naar het licht toe, want dan worden zijn daden openbaar gemaakt; maar wie de waarheid doet, komt wel naar het licht toe, want dan zal blijken dat zijn daden in God zijn verricht.’

Archief preken