Kies uw kerk

Preek van de week

2020-12-20. Wachten op God

Preek 4de zondag van het jaar, B

 

Eerste lezing: II Samuel 7, 1-5. 8b-12. 14a-16

Evangelie: Lucas.1, 26-38

Dat is het beeld, dat het eerste deel van de evangelielezing vandaag bij mij oproept. Zo hebben vele kunstenaars en mensen, die nadenken over Maria, haar getekend: een zittende of knielende jonge vrouw; de handen gevouwen om te ontvangen. Zij wacht niet zo maar. Ze verwacht actief, want de Schriften liggen open op haar schoot. Zij hoort vol aandacht en probeert te verstaan.

Lucas 1, 26-38

Lucas 1, 26-38


Als God het huis van een nieuwe wereld bouwt, gaat dat gepaard met een actief wachten. Koning David was te snel. Hij was wel actief, maar kon niet wachten. Hij wilde snel een tempel in elkaar timmeren om zijn schuldgevoel het zwijgen op te leggen. Immers, hijzelf woonde in een fraai huis, terwijl God, die hem zo gezegend had, in een tent verbleef. Zo zag hij dat tenminste. De profeet helpt hem, aangespoord door God, uit de droom.

Wachten op God. Zo kun je het komen en het tot stand brengen van een samenleving karakteriseren. Een samenleving welke voor alle mensen leefbaar en genietbaar is. Deze staat haaks op de wereld, die wij kennen. In onze dagen is het beeld van een verwachtende, mediterende en luisterende Maria niet erg populair. 


Kunnen wij nog wel wachten en verwachten? Als ik rondzie in de wereld van vandaag wijzen vele verschijnselen op heel iets anders. We zijn zo gehaast en alles moet snel en steeds sneller, dat we geen tijd meer hebben voor het heden, voor elkaar.
Actief wachten is achterhaald. We zijn de gewillige prooi aan het worden van een onverzadigbare hebzucht. De zo geheten commerciële zenders beloven ons gouden bergen, maar hun programma's bestaan slechts uit onderbrekingen voor reclameboodschappen. Onze samenleving wordt in toenemende mate opgevuld met lawaai, door elkaar pratende en niet naar elkaar luisterende mensen, en het zoeken naar zondebokken. Terwijl het heden juist schreeuwt om menselijkheid en nabijheid, om licht en warmte.

Om te besluiten. Onze tijd heeft een grote behoefte aan die wachtende Maria. Ze staat voor alles, wat wij eigenlijk ook wel willen, maar niet doen. De kerstbomen zijn al binnen en versierd, en de kaarsen branden al. Het heden, de beleving van die prachtige en indringende tijd van de advent, laten de meesten verdampen. We doen er beter aan de tekenen en woorden van God in de schoot van onze gemeenschap te behoeden en te koesteren zoals een vrouw omgaat met de vrucht van haar schoot. Ook wij zijn geroepen te wachten op God: zie, hier ben ik, tot uw dienst, God. Ik, wij willen leven naar uw Woord. We verwachten actief, bescheiden levend, op uw komst

           Amen.


Afbeelding: The Annunciation (De aankondiging)

Door: Vittore Carpaccio (1465 – 1526)
          Afmetingen (HxB): 130 x 140 cm
          Techniek: olieverf en tempera op paneel
          Datum: 1504
          Te bewonderen in: Galleria Giorgio Franchetti alla Ca' d'Oro, Venetië

II Samuel 7, 1-5. 8b-12. 14a-16

Toezeggingen over de voortzetting van Davids koningshuis.
Toen de koning zijn intrek had genomen in het paleis en de Heer hem rust had gegeven door hem van al zijn vijanden te verlossen, zei de koning tegen de profeet Natan: ‘Kijk nu toch! Ik woon in een paleis van cederhout, terwijl de ark van God in een tent staat.’ ‘Doe wat uw hart u ingeeft,’ antwoordde Natan, ‘de Heer staat u immers terzijde.’ Maar diezelfde nacht richtte de Heer zich tot Natan: ‘Zeg tegen mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de Heer: Wil jij voor mij een huis bouwen om in te wonen?
Welnu, zeg tegen mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de Heer van de hemelse machten: Ik heb je achter de kudde vandaan gehaald om mijn volk Israël te leiden. Ik heb je bijgestaan in alles wat je ondernam, ik heb al je vijanden voor je uitgeschakeld en ik heb je naam gevestigd als een van de groten der aarde. Ik heb aan mijn volk Israël een gebied toegewezen. Daar heb ik het geplant en daar kan het nu onbevreesd wonen. Het wordt niet langer door misdadige volken onderdrukt, zoals toen het er pas woonde en ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Jou heb ik rust gegeven door je van je vijanden te verlossen. De Heer zegt je dat hij voor jou een huis zal bouwen: Wanneer je leven voorbij is en je bij je voorouders te ruste gaat, zal ik je laten opvolgen door je eigen zoon en hem een bestendig koningschap schenken.
Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor mij een zoon: als hij zondigt, zal ik hem kastijden met stok- en zweepslagen, zoals een vader doet, maar hij zal nooit bij mij uit de gunst raken zoals Saul, die ik verstootte omwille van jou. Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.”’

Evangelie: Lucas 1, 26-38

Aankondiging van de geboorte van Jezus

In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazareth in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’
Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.’ Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet de engel haar weer alleen.

Archief preken