1ste zondag van de advent, A
Eerste lezing: Jesaja 2, 1-5
Evangelie: Mattheus 24, 37-44
Jezus verliet de tempel. Eens en voor altijd. Hij verliet ook de stad. Wat gedaan moest worden is gedaan, wat gezegd moest worden is gezegd. Nog even en Hij zal ook het leven verlaten.
Nee, er moet nog wel iets gezegd worden. Er moet nog gesproken worden over de laatste dingen. Want het Koninkrijk, dat al oplichtte, soms, even, waar Jezus verscheen, zal komen op het eind der tijden. Eens breekt de Messiaanse tijd aan, wanneer de eerste dingen zijn voorbijgegaan.
De ‘eerste dingen’, is de komt van de Messias, de ‘laatste dingen’ die komen moeten, is de wederkomst van Jezus Christus. Daartussen, het nu, daar leven wij. Wij verwachten ook de komst van Jezus hier en nu.
Jezus is de Vader niet. Alleen God de Vader weet wanneer het eind der tijden komt. Noach wist ook niet waneer de zondvloed kwam. Wat hij wel wist, was dat die zondvloed er zou komen, dus timmerde hij voort.
Zoals in de dagen van Noach, zo gaat het ook nu. Mensen zijn aan het werk, mensen trouwen en rouwen. Mensen worden geboren, mensen gaan naar bed. Zo gaan de dingen en zo gaan ze goed, zo gaat het zoals het hoort. Maar als het leven daarin opgaat, is het niet genoeg. Leven is bovenal gespannen gericht zijn op een doel dat alle beslommeringen van de dag overstijgt. ‘Zoek eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, het overige zal je bovendien geschonken worden.’ Dat de één door God wordt opgenomen en de ander niet, ziet Matteüs als een uiterste consequentie van de keuze die mensen maken. De één luistert wel en de ander niet naar de woorden van Jezus. Anders gezegd: zij leven net als de mensen uit de tijd van Noach: “Na ons de zondvloed”?.
Er zijn er ook die Jezus volgen op zijn weg. Niet zelden zijn het juist de armen, de treurenden, mensen met breuklijnen in hun leven, die lijden aan de wereld. Alsof ze niets meer te verliezen hebben, zien ze uit naar een nieuwe toekomst, een nieuwe tijd. Midden in het leven hongeren en dorsten zij naar een ander leven. Nooit geven zij de hoop op.
Mattheus 24, 37-44
Als een laatste wanhoopsdaad roept Jezus nog eenmaal: wees waakzaam. Anders is het net als met die clown die tijdens de voorstelling het podium op rende en riep: “Brand”?. Iedereen lachte, niemand maakt aanstalten om te vluchten. Even later rende hij voor de tweede maal het toneel op en schreeuwde: “Brand, brand, vlucht nu het nog kan…”?. Nog harder klapte de mensen en juichte hem toe. Even later klapte er niemand meer, was er niemand meer om nog te juichen.
Luistert, wees waakzaam nu het nog kan.
Amen.
Door: Fra Angelico (ca. 1395 - 1455)
Datum : ca. 1450
Techniek: op de natte wanden in de cellen van de fraters
Locatie klooster San Marco,.Florance, Italy
We bevinden ons in het voormalige dominicaner klooster San Marco, even buiten Florence. Indertijd heeft de monnik Fra Angelico elke cel voorzien van een afbeelding uit het evangelie. We staan in de cel met een voorstelling van Jezus’ gebed in Gethsemani, de Hof van Olijven.
De fresco toont links vooraan de apostel Jacobus, in het midden Johannes en rechts Petrus. De gele aureool om hun hoofden geeft hun heiligheid aan. Tevens staan hier hun namen vermeld. Aan de rechterzijde, de vrouwelijke kant, emotionele zijde van de afbeelding, zien we Maria, waarschijnlijk Magdalena, dus niet de moeder van Jezus, en rechts Martha haar zus. Martha is de vrouw van de dode Lazarus, die Jezus weer opwekt uit de dood.
Jezus, linksboven, krijgt de beker of kelk voorgehouden door de engel. Het staat symbool voor de wil van God de Vader.
De vorm van het huisje is een kopie van de kloostercel waarin deze afbeelding is aangebracht. Op deze manier wordt de monnik die er woont, herinnerd aan de waarde van gebed. Het is een vorm van meeleven met Jezus. Het is waken en wakker blijven, en gedurig Jezus voor ogen houden.
Op de voorgrond zien we de leerlingen die Hij naar dit intieme moment had meegenomen: Petrus, Jacobus en Johannes. Ze zijn in slaap gevallen, hoewel Hij hun uitdrukkelijk gevraagd had met Hem te bidden en te waken.
Bedevaart naar Jeruzalem
De openbaring over Juda en Jeruzalem, die Jesaja, de zoon van Amos, in een visioen ontving. Op het einde der dagen zal het gebeuren, dat de berg van het huis van de Heer gevestigd zal zijn als de hoogste der bergen, verheven boven de heuvels, en alle volken stromen naar hem toe; en zij zeggen: ‘Kom, laat ons optrekken naar de berg van de Heer, naar het huis van Jakobs God: dan zal Hij ons zijn wegen wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen. Want uit Sion komt de Wet, uit Jeruzalem het woord van de Heer.’ Hij zal recht doen onder de volken, en machtige naties straffen. Dan smeden zij hun zwaarden om tot ploegscharen en hun speerpunten tot sikkels. Geen volk heft het zwaard meer tegen een ander en oorlog leren ze niet meer. Huis van Jakob, kom, laat ons wandelen in het licht van de Heer.
De komst van de Mensenzoon
Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Want zoals in de dagen van de zondvloed de mensen aten en dronken, huwden en uithuwelijkten, tot de dag waarop Noach de ark binnenging, en ze van niets wisten totdat de zondvloed kwam en hen allemaal wegrukte, zo zal het ook gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op het land zijn: de een wordt meegenomen en de ander wordt achtergelaten. Twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen en de ander wordt achtergelaten. Wees dus waakzaam, want je weet niet op welke dag jullie Heer komt. Want je weet: als de heer des huizes geweten had in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan was hij wakker geweest en had hij het inbreken in zijn huis wel verhinderd. Daarom moeten juist jullie voorbereid zijn, omdat de Mensenzoon komt op een uur waarop je het niet verwacht.
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal