Preek 24ste zondag van het jaar, B
Eerste lezing: Jesaja 50, 5-9a
Tweede lezing: Jakobus 2, 14-18
Evangelie: Marcus 8, 27-35
‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ Dat is, denk ik een heel normale vraag van Jezus. Iedereen vraagt zich wel eens af wat anderen over haar, of hem denken. ‘Wat gaan de mensen daarvan zeggen?’, klinkt het geregeld wanneer iemand iets onverwachts zegt, of onderneemt. Wij willen dus echt weten hoe er over ons gesproken, gedacht, of misschien zelfs geroddeld wordt. En het is goed dat we dat doen, want dan stellen we onszelf in vraag en zijn we misschien kritisch genoeg om onszelf te verbeteren als dat nodig is.
Maar we stellen zulke vragen niet alleen over onszelf, maar ook over onze medemensen. Ervaring leert ons immers dat we iemand soms totaal verkeerd inschatten, dat we te negatief, of te positief over iemand anders denken. Het kan dus echt heel lang duren voor we iemand echt kennen.
Deze levensles mag ook Jezus ondervinden. Sommigen zien in Hem Johannes de Doper, de profeet die iedereen opriep zich te bekeren. Zou hij misschien in de figuur van Jezus teruggekeerd zijn? Anderen zien in Jezus dan weer Elia, de belangrijke profeet van negenhonderd jaar geleden, en nog anderen zien in Hem een van de andere grote profeten van eeuwen geleden, zoals Jesaja, of Jeremia. Het is dus heel normaal dat Hij ook aan zijn apostelen vraagt wat zij over Hem denken.
‘Gij zijt de Christus’, antwoordt Petrus, en dat is hetzelfde als ‘Gij zijt de Messias’. En daarop verbiedt Jezus hen uitdrukkelijk dat door te vertellen. De reden is wellicht dat Hij weet wat de Joden van de Messias verwachten: hij zou hen bevrijden van de Romeinse bezetter en het koninkrijk van David herstellen. Ze zien dus helemaal geen godsdienstige, maar een politieke redder in de Messias. Hoe diep dat ingebakken is, moet Jezus zelfs de avond voor zijn lijden en dood ondervinden, wanneer de Romeinse bestuurder Pilatus Hem vraagt: ‘Zijt Gij de koning van de Joden?’
Marcus 8, 27-35
De zwaarste ontgoocheling ondervindt Jezus echter wanneer Hij aan zijn leerlingen zegt dat Hij geen heerser, maar een dienaar is. Dat Hij door de oversten zal vermoord worden, maar dat Hij zal verrijzen. Daarop reageert Petrus dat dit niet kan, niet mag gebeuren, want dan is Hij hun Redder niet meer. En dat moet voor Jezus een klap in het gezicht geweest zijn, want als zelfs zijn apostelen niet weten wie en wat Hij is, hoe zullen de anderen het dan ooit weten?
En zo komen we vanzelf bij de vraag: Wie zeggen wij dat Jezus is? Wie en wat is Hij voor ons, voor mij? En wat is ons, of mijn antwoord op die vraag? Goed, Hij is God die als mens onder ons is komen wonen, maar wat betekent dat voor ons? Luisteren wij echt naar zijn woorden en spiegelen wij ons echt aan zijn daden van liefde en vrede? Of zijn het allemaal mooie woorden en daden die wij toch niet kunnen uitvoeren, want wij willen toch vooral ons eigen leven leiden?
Jezus vraagt dus ook aan ons: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben? En, wie ben Ik voor u, voor jou?’ Kennen we Jezus echt? Zo echt dat we naar Hem luisteren en ons uiterste best doen om Hem te volgen? Dat komt neer op houden van God, van onszelf en van onze medemensen! Kunnen we dat: onze medemensen echt liefhebben, helpen waar nodig, vergeven om te herstellen, altijd rekening houden met anderen? Wat zou het dus goed zijn als we ons elke dag zouden afvragen wie en wat Jezus voor ons is. Het geeft ons dan ruim de mogelijkheid om tijdig ons beeld van Jezus bij te stellen om goede christenen te zijn.
Amen
Verlost uit de ballingschap
Spreek tot allen die de moed verloren hebben: ‘Houd moed, wees niet bang, hier is uw God, Hij brengt de wraak mee, de goddelijke vergelding, Hij komt u redden.’ Dan worden de ogen van de blinden geopend en de oren van de doven geopend. Dan danst de kreupele als een hert en juicht de tong van de stomme. En water welt op in de woestijn, rivieren in het dorre land. Het verschroeide land wordt een meer, de dorstige grond een waterrijke fontein.
Geen geloof zonder daden
Broeders en zusters, wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou hun zeggen: ‘Ga in vrede, houd u warm en eet maar goed’, zonder hun te geven wat ze nodig hebben, wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, als het zich niet uit in daden, dood. Maar iemand zal zeggen: ‘U hebt het geloof, maar ik heb de daad.’ Bewijs me eens dat u geloof hebt, als u geen daden kunt tonen; dan zal ik u uit mijn daden mijn geloof bewijzen.
De weg van de Mensenzoon en zijn volgelingen
Jezus en zijn leerlingen trokken naar de dorpen bij Caesarea van Filippus. En onderweg vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ Ze zeiden Hem: ‘Johannes de Doper, volgens anderen Elia, en weer anderen zeggen: “Een van de profeten.” ’ Hij vroeg hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Petrus antwoordde Hem: ‘U bent de Messias.’ Hij verbood hun met iemand over Hem te spreken. Hij begon hun uit te leggen: de Mensenzoon moet veel lijden, Hij moet verworpen worden door de oudsten, hogepriesters en Schriftgeleerden, ter dood gebracht worden, en na drie dagen opstaan. Hij sprak hierover ronduit. Petrus nam Hem apart en begon Hem de les te lezen. Maar Hij keerde zich naar zijn leerlingen, keek hen aan en berispte Petrus: ‘Weg daar, achter Mij, satan, want jouw gedachten zijn niet Gods gedachten, maar die van mensen.’ Hij riep de menigte met de leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Als iemand achter Mij aan wil komen, laat hij dan met zichzelf breken, zijn kruis opnemen en Mij volgen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Wie zijn leven verliest vanwege Mij en de goede boodschap, zal het redden.
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal