30ste zondag door het jaar, C
Eerste lezing: Jezus Sirach 35, 15b-17. 20-22a
Evangelie: Lucas 18,9-14
Met elkaar kunnen we heel lang discussiëren over wat gerechtigheid nu wel of niet is. Onze kerk is geen plaats om te discussiëren. Het is een plek om jezelf te zijn, te schuilen, stil te worden. Daarom een kort verhaal om inzichtelijk te maken wat gerechtigheid kan betekenen.
Een vrouw vertelt:
Ik was acht of negen jaar. We zaten aan tafel, er werd gebeld. Een man kwam vragen of hij wat geld kon krijgen voor een treinkaartje naar Antwerpen, waar hij woonde. Wat er toen gebeurde is van cruciale betekenis voor me, dat heeft mijn leven gevormd. Die man had ooit mijn moeder ernstig beledigd.
Mijn vader stond op, liet de man binnenkomen en gaf hem wat hij verlangde. Toen hij vertrokken was zei mijn vader: “ Als die man, die ons ooit zo heeft beledigd, nu bij ons moet aankloppen om hulp, dan is zijn nood bijna niet meer te dragen. En dat is genoeg.
Als mijn vader in mijn leven nooit iets anders had gezegd, was dit voor mijn opvoeding voldoende geweest.
Lucas 18, 9-14
In de eerste lezing vertelt het boek wijsheid dat God is als een rechter. Niet om te oordelen, maar die naar ons omziet. Iedereen krijgt wat hij of zij nodig heeft, aandacht, een luisterend oor. Wat opvalt is dat allen vragers en zoekers zijn. In het evangelie hebben we kennis gemaakt met twee mannen. Beiden zijn op zoek. De een naar zichzelf, de ander om zichzelf weer terug te vinden. De ene bewust van zijn status, de ander bewust van zijn kleinheid. Beiden staan in de tempel, beiden bidden tot God, elk op hun eigen manier. Het is niet aan ons om uit te maken wie van de twee beter is dan de ander.
Wij worden uitgenodigd naar onszelf te kijken in al de mensen die we in de lezingen hebben ontmoet. Wie ben ik? Ben ik de vrouw die recht komt halen, de weduwe die blijft klagen? Ben ik de mens die zucht en stil blijft staan? Bid ik om een wonder, of bid ik om wijsheid zodat ik Gods wonderen in mijn leven kan ervaren? Sta ik met mijn rijkdom, mijn kennis voor God, of sta ik voor Hem in leegte en gemis?
Hoe het ook zij. We staan allen vandaag, nu voor Hem, laten we stil worden en bidden:
God, we zijn niet beter dan anderen,
maar we bleven wel gespaard voor het kwaad
door uw genade.
Ons geloof is niet sterker
dan het geloof van anderen,
maar op onze wegen liet U zich misschien
gemakkelijker ontmoeten.
Onze liefde is niet groter en warmer
dan de liefde van anderen,
het is slechts uw liefde
die wonderen in ons bewerkt.
God, wij danken U
dat U ons hiertoe
hebt gered.
Amen
Door: Barent Fabritius (1624 - 1673)
Datum schilderij: 1661
Afmetingen: 95 x 293 cm
Techniek: Olieverf op doek
Locatie: Rijksmuseum Amsterdam
De parabel van de Farizeeër en de tollenaar, voorgesteld in drie taferelen. In het midden knielt de Farizeeër voor het altaar, links verlaat de hoogmoedige Farizeeër met een duivel de tempel, rechts verlaat de tollenaar de tempel met een engel.
Het doek maakt deel uit van een reeks van parabels geschilderd voor de Lutherse kerk in Leiden.
God neemt het voor de armen op
De Heer is een rechter, en bij Hem is er geen aanzien des persoons; Hij neemt geen steekpenningen koste van de arme, maar luistert naar het pleit van de verdrukte. Hij slaat acht op de smeekbede van de wees en op het lange verhaal dat de weduwe doet.
Wie God dient in welbehagen, wordt welwillend ontvangen, en zijn gebed verheft zich tot de wolken toe. Het gebed van de arme dringt door de wolken heen, zolang het zijn doel niet bereikt, rust het niet; het laat niet af, totdat de Allerhoogste zich erbarmt, en de Rechtvaardige oordeel velt en recht verschaft.
Gelijkenis van een farizeeër en een tollenaar
De volgende gelijkenis vertelde Jezus met het oog op mensen die overtuigd zijn van hun eigen rechtvaardigheid en neerzien op alle anderen: ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër, de ander een tollenaar. De farizeeër ging daar staan en sprak in zijn gebed over zichzelf: “God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen, hebzuchtig, onrechtvaardig en overspelig, of zoals die tollenaar daar! Ik vast tweemaal per week en geef een tiende weg van al mijn inkomsten.”? De tollenaar daarentegen, die op een afstand bleef staan, durfde zelfs zijn ogen niet naar de hemel op te slaan. Hij sloeg zich vol berouw op de borst en zei: “O God, genade voor een arme zondaar!”? Ik verzeker jullie dat deze man gerechtvaardigd naar huis ging, en de ander niet. Want ieder die zich verheft zal vernederd worden, maar wie zich vernedert zal verheven worden.’
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal