Preek 3de zondag van het jaar, B
Eerste lezing: Jesaja 61, 1-2a. 10-11
Evangelie: Johannes 1, 6-8. 19-28
Vandaag wil ik met u stilstaan bij de vraag van de verontruste priesters uit het evangelie, die zij stelden aan Johannes de Doper: “Wie zegt u zelf dat u bent?” Als we zelf deze vraag voorgeschoteld krijgen, typeren we onszelf vaak met kenmerken als ons beroep, onze afkomst, wat we zoal doen in het leven. Zo geven we een beeld van wie we zijn.
Niets van dit alles bij Johannes! Wie hij is, illustreert hij net niét via zijn daden, of zijn woorden, al zou hij dat met overtuiging kunnen doen. In eerste instantie zegt hij wie hij niét is: niét de Messias, niét Elia, niét de profeet. Maar zijn belagers dringen aan op een concreter antwoord Op dat moment komt Johannes tot de kern van zijn identiteit. En die kern ligt vreemd genoeg niet allereerst in eigen daden of woorden, maar ligt buiten hem.
Ze ligt in de relatie met iemand anders: de zin van zijn bestaan ligt in de relatie met Jezus! Dat is ook het frame waarin de evangelisten Johannes de Doper in hun verhaal over Jezus hebben geplaatst. Johannes figureert in dat geheel als iemand wiens identiteit erin bestaat in dienst te staan van iemand anders. Om die spirituele verwantschap kracht bij te zetten werd Johannes in elk evangelie aan Jezus vastgeklonken. Lucas heeft er zelfs een familiale band van gemaakt door Maria en Elisabeth als bloedverwanten te typeren.
Johannes 1, 6-8. 19-28
Ter bekrachtiging van deze sterke band wordt er in het evangelie verhaalt, het moment van de begroeting van Maria en Elisabeth. Op het moment dat beide vrouwen –buik aan buik– ter begroeting naar elkaar gekeerd zijn, springt Johannes op in de moederschoot. In dat prachtige beeld, die beweging van Johannes naar Jezus toe, zien we de voorafspiegeling dat het leven van Johannes zich helemaal afstemt op Jezus.
“Wie zegt u zelf dat u bent?”, vroegen de wantrouwige priesters. Ze zouden wellicht liever gehad hebben dat Johannes zichzelf aan de galg praat door hen nog eens te vertellen over hoe en waarom hij inbeukt tegen de machtigen van zijn tijd. “Als je écht wil weten wie ik ben, moet je niet naar mij en mijn daden kijken”, is zijn onverwacht antwoord.
Mijn ware identiteit, zegt Johannes, de voedingsbodem van wat ik doe, de stuwkracht van mijn bewogenheid, ligt in die ander naar wie ik verwijs, in Jezus uit Nazareth. Hij is het in wie God zichtbaar maakt wie Hij is en wie Hij voor mensen wil zijn. Voor Hem die komen gaat maak ik ruimte, voor Hem open ik mij, in de hoop dat Hij mij vrijmaakt om op Hem te gaan gelijken in woord en daad.
Om te besluiten. Advent kan zijn: ons eigen doen en laten in de schaduw plaatsen en zo onze God ruimte geven om in ons geboren te worden. Hij laat zijn komst niet afhangen van wat wij zelf presteren en telt vooraf onze verdiensten niet. Hij vraagt van ons niet dat wij op voorhand in het huis van ons leven alle rondslingerende rommel opkuisen: Hij vraagt geen “paleis”. Onze God wil ook vandaag geboren worden “in de chaos van een verkommerde herberg”. Laten we die God de ruimte geven om in ons geboren te worden.
Amen.
Door: Francesco Bacchiacca (1494 - 1557 Italië)
Afmetingen (HxB): (68.5 x 92 cm)
Techniek: Olieverf op hout
Datum: ca. 1520
Te bewonderen in: Museum of Fine Arts, Budapest , Hongarije
Met het oog op de Corona situatie, en het Hongaarse regeringsbesluit nr. 484/2020 (10 november), is het Museum voor Schone Kunsten Boedapest nog ten minste gesloten totdat het decreet wordt ingetrokken.
Profetie over de komende glorie
De geest van God, de Heer, rust op mij, want de Heer heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekent te maken en aan geketenden hun bevrijding, om een genadejaar van de Heer uit te roepen en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten.
Ik vind grote vreugde in de Heer, mijn hele wezen jubelt om mijn God. Hij deed mij het kleed van de bevrijding aan, hulde mij in de mantel van de gerechtigheid, zoals een bruidegom een kroon opzet, zoals een bruid zich tooit met haar sieraden. Want zoals de aarde haar gewassen voortbrengt, zoals een tuin het gezaaide laat ontkiemen, zo laat God, de Heer, gerechtigheid ontkiemen en glorie voor het oog van alle volken.
Het Woord is mens geworden
Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht:
Dit is het getuigenis van Johannes. De Joden hadden vanuit Jeruzalem priesters en Levieten naar hem toe gestuurd om hem te vragen: ‘Wie bent u?’ Hij gaf zonder aarzelen antwoord en verklaarde ronduit: ‘Ik ben niet de Messias.’ Toen vroegen ze hem: ‘Wie dan? Bent u Elia?’ Hij zei: ‘Die ben ik ook niet.’ ‘Bent u de profeet?’ ‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Maar wie bent u dan?’ vroegen ze hem. ‘Wij moeten antwoord kunnen geven aan degenen die ons gestuurd hebben - wie zegt u zelf dat u bent?’ Hij zei: ‘Ik ben de stem die roept in de woestijn: “Maak recht de weg van de Heer,”? zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.’ De afgevaardigden die uit de kring van de farizeeën kwamen, vroegen verder: ‘Waarom doopt u dan, als u niet de Messias bent, en ook niet Elia of de profeet?’ ‘Ik doop met water,’ antwoordde Johannes. ‘Maar in uw midden is iemand die u niet kent, hij die na mij komt - ik ben het niet eens waard om de riemen van zijn sandalen los te maken.’ Dit gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes doopte.
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal