Preek Christus Koning, A
Eerste lezing: Ezechiël 34, 11-12. 15-17
Evangelie: Mattheüs 25, 31-46
Jezus, de Mensenzoon, Koning en Herder, neemt plaats op zijn troon van glorie. Alle volken worden vóór Hem bijeen gebracht: - De volken uit Europa: verwart en verdeeld onder invloed van de eurocrisis en corona. - De volken uit Amerika, de machtige en de kleine kwetsbare staten. - De volken uit Afrika: vele verarmd, bestolen en beroofd, chaotisch. - De volken uit Azië: sommige fanatiek vroom en tegelijk onmenselijk wreed. Voor Jezus zijn samen gebracht priesters en predikanten, gelovigen en niet-gelovigen, miljonairs en daklozen, politici en illegalen, fatsoenlijken en herrieschoppers, u en ik, kortom een bont gezelschap.
Zij allen staan voor de troon en de Koning scheidt hen in twee groepen zoals de herder scheiding maakt tussen schapen en bokken: aan de rechterzijde de rechtvaardigen en aan de linker de onrechtvaardigen. Voor alle volken en mensen, van hoog tot laag geldt hetzelfde oordeel. Geen scheiding dus tussen katholieken en niet-katholieken, Kerksen en niet-Kerksen, gelovigen en niet-gelovigen. Nee, alleen maar tussen mensen die recht hebben gedaan, dat wil zeggen: de hongerigen gevoed, de dorstigen gelaafd, de vreemdeling opgenomen, de naakten gekleed. En degenen die geen recht gedaan hebben, die zieken en gevangen niet hebben bezocht. Voor Jezus staat de mens, zijn waardigheid en welzijn in alles voorop, zozeer, dat Hij zich identificeert aan wie alle aanzien ontnomen is: Wanneer zagen wij u hongerig of dorstig, naakt of vreemdeling?
Het is verrassent te lezen dat Jezus anders oordeelt dan wij en dat mensen welkom zijn op basis van hun daden. Die je om zo te zeggen tussen je bezigheden door doet. Bijvoorbeeld een hartelijk woord voor wie hongert naar wat aandacht en begrip. Een helpende hand, een open oor voor de vreemdeling op je weg, een attent gebaar van belangstelling voor wie ziek en eenzaam is. Simpele tekenen van zorg, die je niet vermeldt op je c.v. bij sollicitaties, maar die in de ogen van Jezus van doorslaggevende betekenis zijn.
Zo geldt dat van mens tot mens. Maar evenzeer van volk tot volk. De profeet Ezechiël schrijft in de eerste lezing: ‘Zo spreekt de Heer: Ik zoek mijn kudde op’. Dat wil zeggen: het verslagen, moedeloze volk, zo gekwetst en verstrooid. De rechten van de mens, recht op leven, op welzijn, op vrede en recht dienen voor alles geëerbiedigd te worden. Door volken en mensen. Voor Hem is het leven van de medemens onaantastbaar en heilig, en dat moet voor ieder mens hetzelfde gelden, van welk volk ook.
Om te besluiten. We vieren het feest van Christus Koning. Een bijzondere koning, een koning die niets heeft met glorie en luister, heerlijkheid en macht. De profeet Ezechiël leert ons: Jezus is koning voor en van de kwetsbaren zowel in de samenleving dichtbij, maar ook van de volken der aarde. Een koning, die tegelijkertijd zo'n partijdige en bewogen rechter is, dat hij het opneemt voor de mensen, aan wier geluk zoveel ontbreekt. Een koning, die ziet wat wij zo terloops aan goeds doen voor anderen. Zo terloops, dat het onszelf nauwelijks opvalt, maar Hem wel. Zo terloops dat we niet beseften, dat wij in de ander Jezus hebben ontmoet.
Amen.
Door: Meester van Alkmaar in opdracht van de directie van de Heilige Geestgasthuis in die stad.
Afmetingen (HxB): (1,2 m ?? 4,72 m)
Techniek: Olieverf op paneel
Datum: 1504
Te bewonderen in: Rijksmuseum zaal 0.4, Amsterdam, Nederland
Een Hollandse stad vormt het decor voor een beeldverhaal dat laat zien hoe een goed christen hulpbehoevende mensen moet helpen. Christus staat in bijna elk tafereel tussen de toeschouwers. De scènes geven een indruk van de stedelijke samenleving omstreeks 1500. Tijdens de Beeldenstorm van 1566 raakte het werk ernstig beschadigd.
Het zevende werk van barmhartigheid vinden we niet terug in Matteüs, maar is door de traditie eraan toegevoegd, als misschien wel het meest christelijke, of moet je zeggen, humane werk van barmhartigheid: de zorg voor de overledenen.
Tegen de achtergrond van de Middeleeuwse cultuur is het niet verwonderlijk om dit zevende (een bijbels getal) werk van barmhartigheid in het midden van het paneel afgebeeld te zien.
De goede herder
Want, zo spreekt de Heer God, Ik zal zelf omzien naar mijn schapen en ervoor zorgen. Zoals een herder omziet naar zijn schapen als die verdwaald zijn, zo zal Ik omzien naar mijn schapen en ze veilig terugbrengen van alle plaatsen waar ze verstrooid zijn geraakt op de dag van wolken en dichte duisternis.
Ik zal zelf mijn schapen weiden en ze zelf een rustplaats wijzen - godsspraak van de Heer God -. Het verdwaalde dier zal Ik zoeken, het verlaten dier terughalen, het gewonde dier verbinden, het zieke dier sterken, maar de vette en sterke dieren verdelgen; Ik zal ze weiden zoals het hoort. U, mijn schapen, zo spreekt de Heer God, Ik ga rechtspreken tussen het ene schaap en het andere.
Het oordeel van de mensenzoon
Wanneer de Mensenzoon komt, bekleed met zijn heerlijkheid en rondom Hem alle engelen, dan zal Hij plaatsnemen op de troon van zijn heerlijkheid. Alle volkeren zullen vóór Hem bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. De schapen zal Hij aan zijn rechterhand opstellen, de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de koning tegen hen die aan zijn rechterhand staan zeggen: “Kom, gezegenden van mijn Vader, neem het koninkrijk in bezit dat vanaf het begin van de schepping voor jullie klaar ligt. Want Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen. Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis en jullie kwamen naar Me toe.”? Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben we U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? Wanneer hebben we U als vreemdeling gezien en U opgenomen, of naakt en hebben we U gekleed? Wanneer hebben we U ziek of in de gevangenis gezien en zijn we naar U toe gekomen?”? De koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.”? Dan zal Hij zich ook richten tot hen die aan zijn linkerhand staan en tegen hen zal Hij zeggen: “Ga weg van Mij, vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat aangelegd is voor de duivel en zijn engelen. Want Ik had honger en jullie hebben Me niet te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me niet te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me niet opgenomen, Ik was naakt en jullie hebben Me niet gekleed, Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie hebben niet naar Me omgezien.”? Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben we U hongerig gezien of dorstig of als vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis en hebben we U niet geholpen?”? Dan zal Hij hun antwoorden: “Ik verzeker jullie, alles wat je niet voor één van deze minsten hebt gedaan, heb je ook niet voor Mij gedaan.”? Zij zullen naar de eeuwige straf gaan, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.’
De Digidulfke uitgave oktober 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal
75 Jaar H. Antoniuskerk én 60 jaar Lidwinakoor
Goede Doelen Week / Vastenactie