Preek 1ste zondag van het jaar, B
Eerste lezing: Jesaja 63, 16b-17, 19b; 64, 3b-8
Evangelie: Marcus. 13, 33-37
De eerste lezing speelt kort na de ballingschap. Zij die verbannen waren keren terug in een Jerusalem dat in puin ligt. Daar stoten zij op een vijandige houding van hen, die niet werden weggevoerd. Kortom: verwarring en angst alom. Dit zelfde lot moesten ook veel Joodse medeburgers ondergaan toen ze terugkwamen van hun ballingschap uit de concentratiekampen.
Marcus 13, 33-37
We horen in deze situatie het grote verlangen klinken naar God: "Scheurde U maar de hemel open om af te dalen!" Daarin hoor ik dat die ‘U’ geen God is van horen zeggen, maar Iemand die ervaren is als een betrouwbare. Als U zou afdalen, kan aan onze verwarring en angst een einde komen. Maar hebt U reden om af te dalen? Wij hebben er zelf een potje van gemaakt, we zijn U vergeten. We leven alsof U niet bestaat.
In een situatie van grote angst en verwarring spreekt Jesaja zijn gevoelens uit, zodat deze verwarring en angst niet met hem op de loop gaan en er ruimte ontstaat. Ruimte, voor wat diep in zijn wezen naast angst ook aanwezig is: vertrouwen, vertrouwen in en op God. Jesaja's vertrouwen in God is geen blindelings vertrouwen, zoals een kind vanzelfsprekend gelooft in Sinterklaas. Nee, hij heeft in zijn leven de goedheid van God aan den lijve ervaren, en daarop doet hij nu een beroep.
Ook wij leven in een tijd van verwarring en angst. Het betreft de multiculturele samenleving, corona en de klimaatsverandering. Vrouwen en kinderen mijden bepaalde plaatsen, zeker als het donker is. Het voortdurende geweld dichtbij en veraf kan ons wanhopig maken. De groeiende tweedeling doet pijn, schept verwarring, maakt angstig. Wij genieten niet van onze rijkdom, maar we zijn bang voor elkaar.
Dit brengt me bij het evangelie, bij Jezus. De beelden die Hij gebruikt om ons tot waakzaamheid op te roepen, maken duidelijk, dat ik niet angstig of vergenoegd achterover kan leunen. God is geen tovenaar die plotseling ingrijpt als ik mij niet meer kan redden. Wie God dan wel is weet niemand van ons; over God valt geen zinnig woord te zeggen. Toch duidt Jezus dit mysterie van ons leven steevast aan met de woorden: onze Vader.
Daarmee zegt Jezus meer over zichzelf, zijn relatie met dit mysterie, dan over God zelf. Ook Jezus heeft geen greep op God, kan God niet begrijpen. Daartoe heeft Hij ook geen pogingen ondernomen. Hij moest het doen waarmee wij het moeten doen: met vertrouwen!
Om te besluiten. Vaak denken wij onszelf te kunnen redden, of raken in paniek. In beide situaties hebben we steeds elkaar nodig, om in elkaars aanwezigheid het vertrouwen dat in ons zit opnieuw wakker te maken, zodat we weer open gaan, ontvankelijk worden, waakzaam zijn. Dit is wat de gemeenschap u en mij te bieden heeft. Geniet ervan door te lachen, te huilen, mens te zijn zonder enige pretentie. Ervaar dat het helen, Gods heil al naar ons toekomt. Heb vertrouwen.
Amen.
Een smeekpsalm
U, heer, onze vader, van oudsher heet U onze verlosser. Waarom, heer, liet U ons van uw wegen afdwalen, waarom liet U ons hart verstenen, zodat het U niet meer vreest? Keer terug, omwille van uw dienstknechten, de stammen die uw eigendom zijn.
Als U de hemel toch openscheurt om af te dalen! De bergen zouden wankelen voor uw aangezicht.
Geen oor heeft het vernomen, en geen oog heeft een god buiten U gezien, die zo optreedt voor de mensen die op Hem vertrouwen. U ontmoet mensen die recht doen, en uw wegen gedenken. U bent kwaad, want wij zondigden. U bent kwaad op ons omdat we zondigden, toch worden wij gered. Wij hebben ons allemaal verontreinigd, heel onze gerechtigheid werd als bevlekte kleren; wij zijn allen als verwelkte bladeren de wind van onze zonden blaast ons weg. Niemand is er die uw naam nog aanroept, niemand heeft de moed om op U te steunen; want U hebt uw gelaat voor ons verborgen, en ons prijsgegeven aan onze schuld. En toch, heer, bent U onze vader. Wij zijn de leem, U bent de boetseerder, wij zijn allen het werk van uw hand. heer, wees niet te zeer kwaad. Gedenk niet eeuwig onze schuld; kijk op ons neer, wij zijn allen uw volk.
Onderricht over het einde
Kijk uit, wees waakzaam. Want je weet niet wanneer het moment daar is. Het is als met iemand die naar het buitenland is, zijn huis heeft achtergelaten en het beheer heeft overgedragen aan zijn knechten, ieder zijn eigen taak, en aan de poortwachter heeft opgedragen om waakzaam te zijn. Wees dus waakzaam, want je weet niet wanneer de heer des huizes komt, ’s avonds laat of midden in de nacht of bij het kraaien van de haan of bij het eerste ochtendlicht, zodat hij niet onverwacht komt en jullie in slaap vindt. Wat Ik jullie zeg, zeg Ik tegen iedereen: wees waakzaam.’
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal