Preek 13de zondag van het jaar, B
Eerste lezing: Wijsheid 1, 13-15; 2, 23-24
Evangelie: Marcus 5, 21-43
In de evangelies, van vandaag, ontmoeten we net als vandaag vele naamloze mensen. Ze worden benoemd en enigszins herleid tot hun handicap. Een blinde, een dove, een lamme, een kreupele, een bezetene. Het zijn anoniem gebleven geschonden mensen met beschadigde lichamen. Waarom hebben de evangelisten de namen van deze mensen niet aan ons doorgegeven vandaag? Naar het antwoord kunnen we alleen maar gissen. Moet hun anonimiteit nog maar eens duidelijk maken dat het werkelijk waar mensen zijn zonder belang? Mensen die niet meetellen? Of is er een andere reden omdat deze vele naamloze ook tijdloze zijn en ze in elke tijd en in elke landstreek weer andere namen dragen.
De huidige naamloze vullen de wachtlijsten voor psychische hulpverlening, voor een zorgbudget, op zoek naar onderdak, naar asiel, naar een pleeggezin. En vaak blijven ze onzichtbaar. Het evangelie van vandaag vertelt ons het verhaal van twee mensen in grote nood. Het dochtertje van Jaïrus, de overste van de synagoge. Ze is pas twaalf jaar en ze ligt op sterven. Haar naam kennen we niet. Haar toestand is precair en de hulpvraag is hoogdringend.
En terwijl Jezus onderweg is naar het meisje, onderbreekt Marcus deze verhaallijn. Het verhaal van een vrouw die al twaalf jaar ziek is, krijgt ruimte en tijd om verteld te worden. Ook zij heeft geen naam in dit verhaal, maar wel een stukje geschiedenis. Dat heeft ze al veel moeten doorstaan En alle hulp die ze zocht mocht maar niet baten. Ze leidt aan bloedvloeiingen. In de wetten van het Oude Testament worden ze onrein genoemd. En deze vloeiingen gaan niet alleen met alle levenskracht en de energie van de vrouw op de loop, maar brengen haar ook jarenlang in een fysiek en sociaal isolement.
Opwekking van de dochter van Jairus
Zo begrijpen we haar doodsnood waardoor ze Jezus niet van voren durft te benaderen, maar heimelijk van achteren naar hem toekomt. Ze weet dat ze Jezus onrein gaat maken als hem aanraakt. En toch doet ze het. Ze baant zich een weg door de menigte en ze raakt zijn kleren aan. Dat is ongehoord. Dat is ongezien. En met dit directe contact tussen lichaam en lichaam vindt genezing plaats. Aan haar lichaam ervaart ze dat ze genezen is van de kwaal die haar geselde. Haar krachten vloeien niet meer van haar weg. Dat ene kleine gebaar van aanraken haalt haar uit de gevangenis van ziekte en diepe eenzaamheid. Ze overtreedt hiermee de religieuze en de sociale voorschriften. Ze vindt genezing. En na dit lange oponthoud komt het tragische bericht dat het dochtertje van Jaïrus is overleden.
En tweemaal in het evangelie is er sprake van het getal twaalf. En dat is geen willekeurige getal. Dat is de herinnering aan de twaalf stammen van Israël. Wordt hier een toespeling gemaakt op de Joodse cultuur? Wordt ook die hier dood verklaard? Jezus gaat met enkele van zijn leerlingen toch verder tot bij het kind en hij pakt haar bij de hand. Opnieuw die genezende aanraking van lichaam tot lichaam. Dat hele eenvoudige gebaar van handen en woorden die oproepen, aanmoedigen, iemand met kracht aanspreken, een opstandingsverhaal.
In een gebroken wereld vol onheil wordt een weg geopend van leven. Voorbij de tijd en voorbij de pijn, lijden en dood. En deze naamloze mensen en evangelisch getuige hiervan. Ook wij, zoals ze hier zijn, zijn uitgenodigd om een helende werking in onze maatschappij te bewerkstelligen. Een kleine genezende aanraking van nabijheid is vaak meer dan genoeg.
Amen
Schilder Ilja Repin (1844 - 1930)
Datum: 1871
Techniek: olieverf op doek (229 ?? 382 cm)
Te bewonderen in: Rusland Museum, St. Petersburg, Rusland
Naast maatschappijkritisch werk vervaardigde Repin enkele historische taferelen en vooral veel portretten, o.a. van Moessorgski en Tolstoj. Op de academie schilderde hij een aantal bijbelse taferelen. Voor zijn afstudeerwerk ‘De opwekking van de dochter van Jaïrus’ ontving hij een gouden medaille en een beurs voor maar liefst zes jaar studie in het buitenland.
Aansporing tot gerechtigheid
God heeft de dood niet gemaakt en Hij vindt geen vreugde in de ondergang van hen die leven, maar alles heeft Hij geschapen om te bestaan
en de schepselen in de wereld zijn heilzaam; er is geen kruid bij dat verderf brengt en de onderwereld heerst niet over de aarde, want de gerechtigheid is onsterfelijk.
Vergissing van de goddeloze
God heeft de mens immers geschapen voor een onvergankelijk leven en Hij heeft hem gemaakt tot een beeld van zijn eigen eeuwigheid, maar door de afgunst van de duivel is de dood in de wereld gekomen en hij wordt ondergaan door diens aanhangers.
Ziekte en dood overwonnen
Jezus was weer met de boot naar de overkant gegaan, daar verzamelde zich een grote menigte bij Hem. Dat was aan het meer. Daar kwam Jaïrus aan, een van de synagogebestuurders. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich aan zijn voeten en smeekte Hem dringend: ‘Mijn dochtertje is doodziek. Kom mee en leg haar de handen op, zodat ze gered wordt en in leven blijft.’ Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde Hem, en ze drongen tegen Hem op. Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan vloeiingen leed. Ze had veel te lijden gehad van allerlei dokters en alles uitgegeven wat ze had, en er geen baat bij gevonden; ze was er eerder op achteruitgegaan. Omdat ze over Jezus gehoord had, kwam ze door de menigte naar Hem toe en raakte van achteren zijn kleren aan. ‘Want’, dacht ze, ‘als ik zijn kleren maar aanraak, zal ik gered worden.’ Meteen droogde de bron van haar bloed op, en ze voelde aan haar lichaam dat ze van haar kwaal was genezen. Maar Jezus, die zelf meteen voelde dat er een kracht van Hem was uitgegaan, draaide zich in de menigte om en zei: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ Zijn leerlingen zeiden tegen Hem: ‘U ziet hoe de menigte tegen U opdringt, en U zegt: “Wie heeft Mij aangeraakt?”? ’ Maar Hij keek rond om de vrouw te zien die dat gedaan had. De vrouw werd bang en begon te beven, omdat ze wist wat er met haar gebeurd was. Ze kwam naar voren, wierp zich voor zijn voeten en vertelde Hem de hele waarheid. Maar Hij zei haar: ‘Mijn dochter, uw vertrouwen is uw redding; ga in vrede, en blijf van uw kwaal verlost.’ Hij was nog niet uitgesproken of daar kwamen mensen uit het huis van de synagogebestuurder om hem te zeggen: ‘Uw dochter is gestorven. Wat valt u de meester nog lastig?’ Maar Jezus, die opving wat er gezegd werd, zei tegen de synagogebestuurder: ‘Wees niet bang, heb maar vertrouwen.’ Hij liet niemand met zich meegaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Ze kwamen bij het huis van de synagogebestuurder, en Hij zag de drukte van huilende en rouwende mensen. Hij ging naar binnen en zei: ‘Waarom die drukte en die tranen? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’ Ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde ze allemaal naar buiten, nam de vader en moeder van het kind en zijn metgezellen mee, en ze gingen het vertrek binnen waar het kind lag. Hij pakte het kind bij de hand en zei haar: ‘Talita koem.’ In vertaling betekent dat: Meisje, Ik zeg je, sta op. Meteen stond het meisje op en liep rond. Ze was twaalf jaar. Ze raakten buiten zichzelf van opwinding. Hij beval hun met nadruk dat niemand dit te weten zou komen, en Hij vroeg hun om haar eten te geven.
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal