Kies uw kerk

Preek van de week

2024-04-21. Wat vraagt God van jou?

Preek 4de zondag van Pasen, B

          
Eerste lezing: Handelingen der apostelen 4, 8-12
          Evangelie: Johannes 10, 11-18

Dierbare broeders en zusters, als ik u eens zou vragen u een beeld in uw hoofd te halen van ‘een Goede Herder’, dan komt misschien bij velen van u, net als bij mij, het beeld boven van Jezus met een herdersstaf in zijn hand en een schaapje op zijn schouders. Het is het beeld dat we van de Herder hebben uit de parabel van de Herder die op zoek gaat naar het verloren schaap (Red.: Lucas 15, 3-7). Hij laat de negenennegentig schapen achter en gaat op zoek naar dat ene verloren schaap. Het is een geliefde afbeelding die we veel tegenkomen.

Vandaag horen we Jezus in het evangelie zeggen: “Ik ben de Goede Herder, ik ken de mijne en de mijne kennen mij”. Deze zondag, die bijzonder in het teken staat van de zondag van de Goede Herder, is ook Roepingen Zondag.

 En het thema dat dit jaar aan Roepingen Zondag verbonden is luid, “Wat vraagt God van jou?”
Onze vormelingen zijn er in de voorbereiding mee bezig geweest. Ze hebben tijdens de gebedsvieringen een zin geformuleerd die luid: “Wij zijn gedoopt, om te breken en te delen en in Zijn geest te leven”. Het is misschien wel het basisantwoord op deze vraag wat God van ons vraagt te doen. Te leven in Zijn geest. Zoveel mogelijk te leven naar het voorbeeld dat Jezus ons gegeven heeft en zo ook te leven naar het voorbeeld van de Goede Herder.

De een doet dit in het gezin als ouder, een ander doet dit voor de klas of in de zorg. Weer een ander doet dit op een leidinggevende positie binnen het werk of vrijwilligerswezen. We proberen goede herders te zijn voor elkaar en voor elkaar zorg te dragen.

Johannes 10, 11-18

Johannes 10, 11-18

Vandaag in het bijzonder staan we ook stil bij het bijzondere Herdersschap binnen de kerk. Het Herder van priester, diaken en religieus. Wat vraagt God van ons? Opgroeiende, in een kerk betrokken gezin in Eindhoven, werd ik zelf toen ik een jaar of dertien was, voor het eerst met deze vraag geconfronteerd.

Ik had voor het eerst het gevoel dat de Heer van mij vroeg om priester te worden. Het was een moment in de tweede klas van de middelbare school in de herfstvakantie. Ik was juist misdienaar geworden in onze parochiekerk en ja, daar was Hij. Met wat voorzichtig rondzoeken ontdekte ik dat ik op dat moment nog geen antwoord hoefde te geven en nog even tijd had om erover na te denken. Maar aan het einde van de middelbare school ontdekte ik dat ik mij nog steeds geroepen wist het priesterschap. Maar ja, je staat voor een keuze, een studiekeuze en hoe maak je dat gevoel dat je hebt nu bespreekbaar? Ik besloot daarom maar voor een veilige weg te kiezen en me aan te melden voor de docentenopleiding levensbeschouwing. Na mijn eerste jaar op deFontys in Tilburg had ik in de grote vakantie een tweede, wat ik zelf maar noem een diepe ervaring van Gods roepstem.

Al lezende in een boekje over priesterroeping wist ik ‘dit is mijn weg’. Ik wilde ‘ja’ zeggen op Zijn roepstem en kon mij eigenlijk niet meer helemaal geven aan de docentenopleiding in Tilburg. Toch duurde het nog een jaar voordat ik tijdens de Wereldjongerendagen in Polen in tweeduizendzestien voor het eerst mijn diepe verlangen kenbaar maakte. Het werd hierdoor door in vele opzichten De reis van mijn leven en in september van datzelfde jaar begon ik aan de priester opleiding. Het was en is voor mij nog steeds een grote vreugde. Na zes jaar van studie en kleine stages mocht ik vorig jaar in Antwerpen mijn eerste voltijdsstage lopen. Ik woonde bij deMinderbroeders kapucijnen en maakte kennis met verschillende parochies en hun activiteiten en leerde verschillende kerkelijke liefdadigheidsinstellingen kennen, zoals een voedselbank. Zo ontdekte ik dat de aanwezigheid van de kerk in de samenleving van vandaag nog steeds van onmisbare waarde is. Sinds afgelopen juni mag ik hier in deze parochiestage lopen.

Het enthousiasme van de kerkgangers, van de vrijwilligers van de verschillende locaties, het delen in lief en leed van parochianen doen het vuur in mij waarmee de Heer mij rond mijn dertiende heeft aangeraakt steeds branden. Ik zie er dan ook erg naar uit om als herder in de kerk werkzaam te gaan zijn. ‘Wat vraagt God van jou?’ Een vraag die aan ieder van ons gesteld wordt.

Vandaag vraag ik u bijzonder voor uw gebed, voor engagement van alle gelovigen dat wij de roeping van ons doopsel ‘te leven in Zijn geest’ brandend houden en in het bijzonder uw gebed voor nieuwe roepingen tot het priesterschap, diaconaat en religieus leven. Dat we samen mogen blijven bouwen aan de kerk van de Heer en zo aan de stad van vrede.

          Amen

Afbeelding: De Goede Herder

          Door Pieter Brueghel the Younger (1564-1638)
          Techniek: Olieverf op paneel
          Afmetingen: 41 x 47 cm
          Datum: ca. 1616
          Te bewonderen in: Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel


Er wordt vermeldt dat er drie versies zijn van dit schilderij. Van één versie is bekend dat die in particuliere handen is. Interessant is te melden dat naast dit schilderij een tweede schilderij is die heet ‘Bad Shepherd’ (de slechte herder), waarin de herder wegrent van schaapskudde en de wolf zijn eten voor het uitkiezen heeft.

Handelingen 4, 8-12

        Petrus en Johannes ondervraagd en vrijgelaten
Daarop werd Petrus vervuld van de heilige Geest en zei tegen hen: ‘Leiders van het volk en oudsten! Als wij vandaag naar aanleiding van een weldaad aan een zieke ondervraagd worden over de oorzaak van zijn redding, dan moet u allen en heel het volk Israël goed weten: door de naam van Jezus Christus de Nazoreeër, die u hebt gekruisigd, maar die God heeft opgewekt uit de doden, staat hij hier gezond voor u. Hij is de steen die door u, de bouwlieden, werd verworpen, maar de hoeksteen is geworden. Door niemand anders komt de redding, want er is onder de hemel geen andere naam aan mensen gegeven waardoor wij ons kunnen laten redden.’

Johannes 10, 11-18

        Ik ben de goede herder.
Een goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar een huurling, geen echte herder dus, als die een wolf ziet komen, laat hij de schapen in de steek en gaat ervandoor - het zijn zijn eigen schapen niet! - en de wolf overvalt ze en drijft ze uiteen. Hij is immers een huurling en bekommert zich niet om de schapen. Ik ben de goede herder: Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; Ik geef dan ook mijn leven voor mijn schapen. Ik heb nog andere schapen dan die uit deze hof. Ook voor hen moet Ik een herder zijn: ze zullen luisteren naar mijn stem. Zo wordt het: één kudde met één herder. Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef, om het daarna weer terug te nemen. Niemand neemt het Mij af, Ik geef het uit eigen vrije wil. Daartoe immers heb Ik de macht, zowel om het te geven als om het terug te nemen. Dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.’

Archief preken